Na iedere verkiezing begint de nationale sport: stoelendans. En niet zomaar een dans — een Surinaamse salsa met politieke zenuwtrekjes. Neem de NDP. De partij die na vijf jaar rijst-met-stenen eindelijk weer warme kip op tafel heeft, maar nu ruzie maakt over wie de pan mag vasthouden.
Het probleem? Niet het beleid. Nee hoor. Niemand weet eigenlijk wat het beleid is. De boosheid komt omdat sommigen nog altijd op plastic stoelen zitten, terwijl anderen fluweel voelen onder hun achterwerk.
In de wandelgangen gonst het: “Mi was de eerste fu zwaai vlag!” — alsof vlaggen automatisch recht geven op een ministerie. Een paar willen zelfs beleid maken, al weten ze niet wat een begroting is. Jenny Simons — tegelijk president én partijvoorzitter — kijkt toe als een juf met een klas vol overenthousiaste leerlingen die allemaal tegelijk ‘mevrouw, ik!’ roepen.
Haar afzetten? Onmogelijk. Ze is gekozen door de Nationale Assemblee, en de Grondwet zegt niets over “teleurgestelde kameraden met ambitie”. Zelfs als ze morgen de voorzittershamer in de Surinamerivier gooit, blijft ze overeind.
Maar achter de glimlach groeit de bitterheid. Want waar miljarden SRD’s in de lucht hangen, groeit de honger. En wie ooit rijst met stenen at, wil nu minstens een vork van zilver. In Suriname wisselt men niet van idealen, maar van stoelen.