Het gratieverzoek van advocaat Irvin Kanhai op 17 september plaatst Suriname in een kernmoment waarin rechtsstatelijke principes, politieke belangen én nationale gevoeligheden botsen. Het gaat om zwaarbelaste veroordelingen: personen die mede beschuldigd zijn van betrokkenheid bij de moorden van december 1982. In de Surinaamse samenleving zijn zowel gevoelens van gerechtigheid als van verzoening sterk aanwezig.
Kanhai beroept zich op humanitaire gronden en op beweringen van onevenredige rechtspleging. Dat zijn klassieke, maar zware argumenten — het succes van zo’n verzoek hangt af van de overtuigingskracht van medische rapporten, procedurele analyse en morele overwegingen.
De president beweert dat er géén officieel verzoek is ontvangen — wat de geloofwaardigheid van het verzoek, of de institutionele route, in de publieke discussie plaatst.
In het strafproces rond de zogeheten “Decembermoorden” (ook wel “8 december-strafproces”) zijn ex-president Dési Bouterse en medeverdachten berecht voor betrokkenheid bij de moorden op 7 en 8 december 1982 in Fort Zeelandia.
Op 20 december 2023 oordeelde het Hof van Justitie definitief dat drie van de betrokkenen – Ernst Gefferie, Benny Brondenstein, Stephanus Dendoe – veroordeeld werden tot 15 jaar gevangenisstraf voor hun aandeel in die moorden.

Verder is Iwan Dijksteel voortvluchtig; ook hij is veroordeeld tot 15 jaar, maar heeft zich niet aan de autoriteiten aangeboden.
Belangrijk om te beseffen is dat de president wél de constitutionele bevoegdheid heeft om gratie te verlenen, mits zij het advies inwint van de rechter die de veroordeling uitvaardigde.
Maar dit betekent niet dat de president vrij spel heeft: het is een discrétionair instrument dat bij misbruik of onzorgvuldige toepassing onder politieke en morele kritiek kan vallen en potentieel toetsbaar is op grond van fundamentele rechten (bijv. gelijkheid, rechtszekerheid).
Een bijzonder complexe factor hier is dat één van de veroordeelden, Dijksteel, voortvluchtig is. Zijn deelname aan het gratieverzoek – en wat dat betekent voor de uitvoering – is juridisch en praktisch gecompliceerd. Wordt gratie verleend, maar blijft hij voortvluchtig? Wordt de gratie retroactief? Dat soort scenario’s roept spanningen op in het rechtsbestel en in de perceptie van rechtvaardigheid.
Daarnaast is de maatschappelijke rol van slachtoffers en nabestaanden niet te onderschatten. Voor hen is gratie niet slechts een juridische kwestie, maar een emotionele en symbolische. Protesten, publieke verontwaardiging of werkgevers van justitiële instituties kunnen invloed uitoefenen op de politieke balans rondom zo’n besluit.
Ten slotte: gratie is geen amnestie. De veroordeling blijft overeind; gratie betreft verlichting of opheffing van straf. In gevallen waarin politieke belangen of partijloyaliteit een rol (kunnen) spelen — zoals in Suriname, waar de politieke verhoudingen historisch geladen zijn — moet extra aandacht worden besteed aan transparantie en juridische zuiverheid.