VHP-parlementariër Amerani Jarbandhan heeft in De Nationale Assemblee stevige kanttekeningen geplaatst bij het optreden van de echtgenoot van president Jennifer Simons. Volgens haar is er in de Grondwet nergens vastgelegd dat de partner van het staatshoofd een mandaat of rapportageplicht heeft richting regering of parlement.
“Het gaat hier niet om de persoon, maar om het principe. Als in internationale kranten wordt vermeld dat er gesprekken op overheidsniveau zijn gevoerd door de First Man, dan moeten we ons afvragen: met welk mandaat gebeurt dit? Transparantie en verantwoordelijkheid mogen niet in het gedrang komen”, stelde Jarbandhan.
Privébezoek versus overheidsrol
De parlementariër verwees naar uitspraken van president Simons, die eerder aangaf dat haar echtgenoot zich zou bezighouden met onderwerpen die hem persoonlijk na aan het hart liggen, zoals landbouw, onderwijs en ICT. Dat is volgens Jarbandhan toegestaan zolang het gaat om privébezoeken of activiteiten zonder formele overheidsstatus.
“Maar zodra het de indruk wekt dat er namens de overheid afspraken zijn gemaakt, overschrijdt men een grens. Een minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij heeft een rapportageplicht, maar de First Man niet. Dat is een wezenlijk verschil.”
Jarbandhan merkte tegenover TBN op dat de berichtgeving over het bezoek niet in lokale media verscheen, maar via buitenlandse kranten bekend werd. “Dat schept verwarring en wekt de indruk dat er zaken buiten de formele kaders gebeuren. Dat is niet verantwoord.”
Richtlijnen noodzakelijk
Omdat Suriname voor het eerst te maken heeft met een First Man, pleitte Jarbandhan voor duidelijke richtlijnen. “We moeten vastleggen wat wel en niet kan. Waar ligt de verantwoordelijkheid, waar moet gerapporteerd worden, en via welk kanaal? Uiteindelijk moet het parlement hierin de toetssteen zijn.”
Op de vraag of zij hierover verdere vragen in de Assemblee zal stellen, antwoordde zij bevestigend: “Als de gelegenheid zich voordoet, zeker. We dragen verantwoordelijkheid naar het volk toe. Het gaat om belastinggelden en om vertrouwen in het staatsbestel.”