Er is een discussie ontbrand in de politiek met betrekking tot de Wet op de Staatsschuld. Wij denken dat de politici die nu ermee komen, niet het belang van de Staat dienen. Men is uit op sensatie en vindt het niet erg om speculanten in de kaart te spelen.
Deze wet is na de Wijdenbosh-periode aangenomen om paal en perk te stellen aan het aangaan van staatsschulden. De wet stelt een limiet aan het aangaan van staatsschulden. De Wet op de Staatsschuld in Suriname is de Wet van 19 maart 2002, SB 2002 no 27 (ook wel de “Wet op de Staatsschuld” genoemd), die regels bevat voor het aangaan, aflossen en beheren van staatsschulden. De wet regelt onder andere de obligoplafonds voor de binnenlandse en buitenlandse staatsschuld, die een percentage van het binnenlands product bedragen. Er is later een wijzigingswet gekomen in 2011, 21 januari 2011, die deze obligoplafonds heeft aangepast.
De wet regelt de vestiging, het delgen (aflossen) en het beheer van schuldverplichtingen ten laste van de Staat. De wet bepaalt maximale bedragen (plafonds) voor de bruto binnenlandse en bruto buitenlandse staatsschuld, uitgedrukt als een percentage van het bruto binnenlands product (BBP). De obligoplafonds zijn steeds verhoogd en aangepast. De wet stelt duidelijke grenzen aan de omvang van de staatsschuld, wat bijdraagt aan een verantwoord financieel beheer. De regels rondom de staatsschuld bevorderen transparantie in de financiën van de Staat. Door het beheer van schulden te reguleren, kan de wet bijdragen aan de economische stabiliteit van Suriname.
Het Bureau Staatsschuld Suriname (SDMO) is een belangrijke instantie die betrokken is bij het beheer van de staatsschuld. De VES en de Suriname Economic Oversight Board (SEOB) komen thans maandelijks uit met bulletins met zeer gedetailleerde informatie over de Surinaamse economie. De informatie is accuraat en betrouwbaar, omdat het cijfers zijn die geplukt zijn van de bronnen van de overheid zelf. Daarom hebben wij nooit een kritiek gehoord van de minister van Financiën of van de regering, ook nu niet.
Opvallend is dat de nieuwe regering het heel weinig heeft over de staatsschuld en wij denken dat dat zeer wijs is. Twee jaren terug gaven VES en SEOB aan dat de staatskas volgens de VES nooit “leeg” en ook nooit “vol” was in 2020. Er is een continue stroom van inkomsten in de Staatskas uit directe belastingen en indirecte belasting en ook uit de niet-belasting middelen. Er komt dagelijks, zelfs op zondag, geld binnen. Wat wordt bedoeld is dat deze niet voldoende zijn om alle voorgenomen (al dan niet exorbitante) verplichtingen te kunnen betalen, dus op dat betreffende moment waarop men verantwoordelijk wordt voor de betalingen.
Wij concluderen dus dat het volk moet begrijpen dat wanneer politici het populistisch hebben over een lege staatskas, men bedoelt dat er niet voldoende middelen zijn om aan alle betaalverplichtingen te voldoen. Het verhaal van de lege staatskas is gericht tegen de eenvoudige minder geschoolde burger die geen verstand heeft wat een staatskas is en misschien denkt aan een grote koffer met al het geld van Suriname erin. Dat is immers eenvoudig voor te stellen, omdat men thuis ook in een portemonnee of in een box geld bewaart. En die zijn wel eens letterlijk leeg, maar het inkomen van een mens en van een land als Suriname verschilt.
We hebben ons hier verder enkele dagen terug de vraag gesteld, naar aanleiding van enkele opmerkingen gemaakt door de BIBIS-minister over de staatsschuld tegenover de pers, waarom de Surinaamse regering zo slecht is om het goede nieuws van de gedaalde schuldenlast, niet breed uit te meten. Nu blijkt, uit de verduidelijking, dat de gedaalde schuldenlast veel genuanceerder moet worden gebracht. Het gaat in principe niet echt om een schuld afname bijvoorbeeld.
Een schijnbare daling van de schuld komt doordat de fors gestegen SRD-schuld, wanneer het wordt uitgedrukt in duurdere US dollars tegen de verhoogde koers, significant is gedaald. De afname hoeft derhalve geen demonstratie van prudent monetair en fiscaal beleid te zijn maar het resultaat van de door uit de hand gelopen devaluatie. Volgens de VES komt dit door ondeugdelijk monetair beleid. Daarom dienen voor een correct beeld de binnenlandse en de buitenlandse schuld separaat te worden beoordeeld.
De staatsschuld of overheidsschuld omvat het totaal van de schulden van de centrale overheid, de niet-centrale overheden en de wettelijke sociale verzekeringsinstellingen. Volgens het Verdrag van Maastricht is de staatsschuld de nominale waarde van alle aan het einde van een periode (jaar, trimester) uitstaande brutoverplichtingen van de overheid, met uitzondering van de verplichtingen waarvan de corresponderende financiële activa door de overheid worden aangehouden. Deze verplichtingen hebben betrekking op chartaal geld en deposito’s, effecten met uitzondering van aandelen (exclusief financiële derivaten) en leningen, overeenkomstig de definities van ESR 95.
Een staatsschuld ontstaat door een opeenstapeling van tekorten, omdat er, jaar na jaar, meer wordt uitgegeven dan er inkomsten (voornamelijk belastingen) zijn. Wanneer een overheid in een jaar dus meer geld uitgeeft dan er binnenkomt, wordt dit het begrotingstekort genoemd. Bij de uitgaven in dat jaar zijn dan de aflossingen van de staatsleningen meegerekend. Als er geleend moet worden om bestaande leningen af te lossen, zoals bij een begrotingstekort het geval is, loopt de staatsschuld op. Er bestaat ook het begrip financieringstekort. Dit begrip geeft aan in hoeverre de staatsschuld toeneemt of afneemt.
De regering doet er goed aan om de koppijn van de staatsschuld binnenskamers met deskundigen en belanghebbenden af te handelen. De onrust is nergens voor nodig en geeft negatieve krachten alleen maar ruimte om te speculeren.