Tijdens de vorige regering is een belangrijke stap gezet in de versterking van de democratische rechtsstaat. De rechtspositie van de rechterlijke macht werd geformaliseerd, waardoor zij niet langer afhankelijk is van politieke willekeur, maar een institutioneel verankerde status kreeg. Bovendien werd het salaris van rechters in verhouding gekoppeld aan dat van de president, een erkenning van de evenwaardige en zelfstandige positie die de rechterlijke macht inneemt binnen het staatsbestel.
De Trias Politica, zoals geformuleerd door de Franse filosoof Montesquieu in zijn invloedrijke werk De l’Esprit des Lois (1748), is hierbij richtinggevend. Montesquieu stelde dat macht de neiging heeft tot misbruik, tenzij zij door macht wordt begrensd: “Il faut que, par la disposition des choses, le pouvoir arrête le pouvoir.” (“De macht moet door de inrichting van de zaken de macht stuiten.”) Dit inzicht vormt de basis van de moderne democratische staatsordening.
Waar de wetgevende macht wetten opstelt en de uitvoerende macht beleid uitvoert, is het de rechterlijke macht die toezicht houdt op de rechtmatigheid, de bescherming van fundamentele rechten en de controle op machtsuitoefening. Een onafhankelijke rechterlijke macht is daarmee geen luxe, maar een noodzakelijke voorwaarde voor democratie en rechtsstaat.
Internationale voorbeelden illustreren de risico’s wanneer dit beginsel wordt verwaarloosd. In Venezuela en Nicaragua leidde de politieke onderwerping van de rechterlijke macht tot ernstige uitholling van de democratie en concentratie van macht in handen van de uitvoerende macht. In de Europese Unie is de situatie in landen als Polen en Hongarije onderwerp van zorg en juridische procedures geworden, omdat de scheiding der machten daar onder druk staat door politieke bemoeienis met de rechterlijke macht (vgl. Europese Commissie, 2020).
Dat politici van de huidige regering moeite hebben met de versterkte positie van de rechterlijke macht, moet daarom niet lichtvaardig worden opgevat. Hun verzet lijkt vaak ingegeven door de wens om invloed te behouden of terug te winnen, maar een dergelijke houding ondermijnt het evenwicht der machten. Het ongemak dat bestuurders ervaren wanneer zij door de rechter worden teruggefloten, is juist een bewijs dat de democratie functioneert.
Democratie kan niet uitsluitend worden gereduceerd tot periodieke verkiezingen. Het wezen van een democratische rechtsstaat ligt in het systeem van checks and balances, waarin elke macht begrensd wordt door de andere. Zonder onafhankelijke rechterlijke macht verliest de burger zijn laatste bescherming tegen willekeur en machtsmisbruik.
De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is daarmee geen gunst die een regering kan verlenen of intrekken, maar een onschendbaar grondbeginsel. Zij verdient niet alleen juridische verankering, maar ook voortdurende politieke erkenning en maatschappelijke verdediging. Zoals Montesquieu al aangaf: zonder scheiding der machten is vrijheid onmogelijk.
Mr. J. van Dilingen