Weet je wat me altijd verbaast? Mensen die trots zijn op hun land. Nationale trots. Alsof je er zelf iets mee te maken had. Gefeliciteerd! Je bent uit je moeder gekropen op een stuk grond dat toevallig door een vlag wordt bedekt. Briljant prestatie. Echt, Nobelprijswaardig.
En dan etnische trots. “Ik ben trots dat ik tot dit volk behoor!” Oh ja? Mooi. Wat heb je precies gedaan? DNA besteld op AliExpress? Als je écht trots wilt zijn, wees trots dat je elke ochtend je bed uitkomt en de buschauffeur niet uitscheldt. Dat is een prestatie.
Maar nee, we zwaaien met vlaggen, zingen volksliederen vol oorlogen die we zelf nooit hebben gevochten, en roepen dat onze groep beter is dan de andere. Het is alsof je opschept dat je ouders een bepaald merk brood hebben gegeten tijdens de conceptie.
Misschien, héél misschien, zouden we trots moeten zijn als we ophouden elkaar de hersens in te slaan om een stukje land of een kleur paspoort. Maar ja, dat klinkt natuurlijk te simpel.
Disclaimer: Dit is een satirisch verhaal in de geest van George Carlin. Het is niet bedoeld om iemand persoonlijk te beledigen, maar om de absurditeiten van “nationale trots” en “etnische trots” te bevragen. Lach gerust, denk mee, maar neem het niet als persoonlijke aanval.