Vijf jaar lang voelde Clyde zich bijzonder op zijn verjaardag. Zonder dat hij er zelf ooit om vroeg, verschenen er telkens bloemstukken aan zijn deur. Ministers, directeuren en bestuurders van parastatale instellingen stuurden hem kleurrijke groeten, alsof hij deel uitmaakte van hun wereld.
Maar Clyde was geen ambtenaar, geen machthebber, slechts een gewone burger die zijn leven met inzet leidde.
Dit jaar, in 2025, na de verkiezingen, bleef zijn deur leeg. Geen bloem, geen kaart, geen teken van herinnering. Het was alsof zijn bestaan samen met de macht van zijn vroegere kennissen vervaagd was. De vraag knaagde: was hij alleen belangrijk zolang er geld uit de staatskas vloeide voor bloemstukken? Was vriendschap niets meer dan een declaratiepost?
Clyde voelde de stilte pijnlijker dan ooit. Waar ooit rozen en lelies stonden, restte nu enkel de kale tafel in zijn woonkamer. De ontdekking sneed diep: mensen die ooit de weg naar zijn huis wisten, blijken zonder macht geen stap meer te zetten.
Zijn conclusie was wrang maar eerlijk: liefde koop je niet, maar politieke attenties kennelijk ook niet. En in die leegte vond Clyde misschien wel de hardste waarheid – dat je pas weet wie écht om je geeft, wanneer de bloemen ophouden met bloeien.