Soms is de politiek een podium voor komedie, al beseffen de acteurs dat zelf niet. Voor de verkiezingen staan ze daar: strak in pak, met een microfoon in de hand, luid roepend dat zij “het land zullen veranderen.” De ene belooft banen, de andere belooft wegen, weer een ander zegt dat er kant-en-klare plannen in de la liggen. We are ready to go, klinkt het met overtuiging, alsof de toekomst al geschreven staat.
En dan volgt de grote grap. Zodra ze gekozen zijn, lijkt er een collectief geheugenverlies toe te slaan. Waar zijn die plannen gebleven? Ineens moeten er commissies worden opgericht, rapporten geschreven en onderzoeken gedaan. Alles wat gisteren nog “klaar” was, wordt vandaag verschoven naar een onbepaalde morgen.
Is dat bedrog of gewoon een professioneel vak van illusie creëren? Opmerkelijk is vooral dat de burger keer op keer in dezelfde val trapt. Vijftig jaar lang, steeds opnieuw, stemmen op dezelfde namen en hopen op een andere uitkomst. Als diezelfde burger dan moppert dat er geen vooruitgang is, moet hij misschien zelf even in de spiegel kijken.
Want wie is de schuldige? De politicus die belooft maar niet levert, of de burger die blijft geloven in sprookjes? Het lijkt wel een vroegtijdige ziekte: zodra iemand gekozen wordt, verdwijnt het verstand. En toch blijft het publiek applaudisseren voor hetzelfde toneelstuk.
Misschien is de grootste ziekte niet die van de politici, maar van een samenleving die niet leert van haar eigen geschiedenis.