De discussie over de salarissen van Surinaamse ministers en Assembleeleden legt een diepe kloof bloot tussen bestuurders en gewone burgers. Terwijl een gemiddeld Surinaams werknemer maandelijks rond de SRD 10.000 (ca. USD 270) verdient, strijken ministers SRD 161.000 en Assembleeleden SRD 144.000 per maand op. Dat is ruim 14 tot 16 keer zoveel als de doorsnee werknemer.
Politieke draaiingen en rechtvaardigingen
Wat wringt is niet alleen de hoogte van deze bedragen, maar vooral de manier waarop politici hun eigen privileges verdedigen. Sommigen die vroeger fel tegen “torenhoge salarissen” ageerden, schuiven nu naar voorzichtige bewoordingen: “het is ingewikkelder dan gedacht”, “het moet genuanceerd bekeken worden”, of “dit is niet het juiste moment om te snijden”. Deze semantische gymnastiek is een vorm van zelfbehoud: zodra men eenmaal binnen de machtige cirkel staat, wordt de kloof tussen belofte en praktijk pijnlijk zichtbaar.
Les uit Indonesië

In Indonesië voltrok zich recent een vergelijkbare discussie: daar leidde onvrede over politieke privileges tot massale druk van burgers, vakbonden en studentenbewegingen. Het resultaat was een herziening van parlementaire salarissen en extra’s, gekoppeld aan productiviteit en transparantie.
De les?
Zonder maatschappelijke tegenmacht blijven politieke elites zichzelf verrijken, terwijl hervormingen slechts loze slogans zijn.
Het Surinaamse parlement lijkt deze les niet te willen leren. In plaats van transparant de vergelijking met een gewone werknemer te maken, wringt men zich in bochten om excessieve salarissen te rechtvaardigen. Dit voedt cynisme, ondermijnt vertrouwen en vergroot de kloof tussen kiezer en gekozenen.
Zolang de politieke klasse weigert het Indonesische voorbeeld van matiging en verantwoording te volgen, blijft de indruk dat het volk dient als stemvee, maar niet als prioriteit.

