De Caribische storm die niet de onze is
Wanneer de VS Nicolás Maduro tot “meest gezochte terrorist” bestempelt en oorlogsschepen richting de Caribische Zee stuurt, lijkt dat misschien een ver-van-ons-bed-show. Maar vergis u niet: voor Suriname en de regio zijn de naschokken reëel. Plotseling worden onze zeeën toneel van spierballenpolitiek tussen grootmachten, terwijl kleine landen zoals het onze gedwongen worden partij te kiezen in een strijd die we nooit hebben uitgelokt.

De hypocrisie van de grootmachten
Het Amerikaanse narratief is helder: Venezuela is een narco-staat en Maduro moet vallen. Maar dezelfde VS die ons wijst op de gevaren van cocaïne, voedt zelf de markt waar cartels miljarden aan verdienen. De hypocrisie is bijna pijnlijk: het probleem wordt geëxporteerd, de oplossing gemilitariseerd, en de rekening komt bij de buren terecht. Suriname moet straks dealen met meer smokkelroutes, vluchtelingenstromen en diplomatieke druk – niet Washington.
Suriname als vissersbootje tussen slagschepen
Onze positie is kwetsbaar. Op de kaart lijken we een stip, in de geopolitiek een bijzaak. Toch kan een verkeerde stap ons duur komen te staan. Meewerken met de VS betekent het risico dat Venezuela ons als vijand ziet; afstand houden betekent dat Washington ons wegzet als onbetrouwbaar. Een vissersbootje dat laveert tussen een Amerikaanse vloot en een Venezolaanse piratenbrigade – dat is Suriname anno 2025.
De keuze die er echt toe doet
De les is duidelijk: kleine staten moeten hun eigen strategie ontwikkelen. Niet meegesleept worden in een conflict dat ons niets oplevert, behalve onrust en economische schade. Suriname moet inzetten op grensbewaking, diplomatie en regionale solidariteit – en tegelijk weigeren de marionet van wie dan ook te zijn. Want wat grootmachten ook beweren, voor hen zijn we pionnen. Voor onszelf moeten we meer zijn.