Suriname viert binnenkort vijftig jaar onafhankelijkheid, maar de feeststemming verhult een harde realiteit: het land staat economisch en sociaal vrijwel stil. Volgens politiek analisten is dit geen ongeluk, maar een direct gevolg van decennialang falend leiderschap van de elite.
De gewone burger, vaak gevangen in armoede, kreeg steevast de schuld van de achterstand. Maar de feiten spreken een andere taal. Vanaf de jaren ’80 verdwenen miljoenen uit staatsbedrijven als de SLM en EBS in dubieuze contracten en wanbeheer. In de jaren 2000 en 2010 herhaalde de geschiedenis zich: grondroof en politieke vriendjespolitiek maakten dat een kleine groep zichzelf verrijkte, terwijl de bevolking steeds dieper wegzakte in schulden en inflatie.
Zelfs in officiële toespraken werd de verantwoordelijkheid vaak ontweken. Zo sprak voormalig president Dési Bouterse in 2015: “We moeten niet te veel kijken naar wat er misgaat, maar trots zijn dat we onafhankelijk zijn.” Oud-president Venetiaan benadrukte ooit: “Het volk moet leren offers te brengen voor de staat.”
Analisten wijzen erop dat dit soort uitspraken vooral dienden om fouten van de politieke bovenlaag te verdoezelen, terwijl de lasten systematisch op de schouders van de armen terechtkwamen.
Ook de kenniseconomie kreeg geen kans. Universiteiten bleven chronisch ondergefinancierd, terwijl kinderen op de lagere scholen leerden in overvolle klassen zonder basisvoorzieningen. “De algemene bevolking weet niet wat er gebeurt, en ze weet zelfs niet dat ze het niet weet”, zegt een analist. Deze onwetendheid werd in stand gehouden door een politieke cultuur die meer draaide om macht dan om ontwikkeling.
Voor de burgers is de prijs hoog. “Mijn zoon is vorig jaar naar Nederland vertrokken, hier had hij geen toekomst”, vertelt mevrouw Linda uit Wanica. Een jonge student uit Commewijne vult aan: “Ik wil mijn land niet verlaten, maar als ik hier blijf, word ik alleen maar armer.”
Het resultaat is zichtbaar in de statistieken: duizenden jongeren verlaten jaarlijks het land, op zoek naar kansen elders. Voor wie achterblijft, resteert een gevoel van machteloosheid. “De geschiedenis van ons land is niet het falen van de armen, maar het falen van de elite”, benadrukt de analist.
De vraag is of vijftig jaar onafhankelijkheid een moment wordt van reflectie of slechts van ceremonieel vertoon. Zonder erkenning van de rol van de elite in dit nationale falen, dreigt Suriname nog eens vijftig jaar te verliezen.
