In Suriname klinkt bij elke presidentswisseling dezelfde belofte: “We gaan het samen doen, en iedereen betrekken.” Deze woorden moeten hoop en eenheid uitstralen, maar de werkelijkheid bleek voor Ronald Venetiaan, Desi Bouterse en Chandrikapersad Santokhi vaak weerbarstig.
Ronald Venetiaan (2000–2010) begon zijn term met een oproep tot samenwerking over partij- en etnische lijnen heen. Hij wilde de economie herstellen, begrotingsdiscipline terugbrengen en de levensstandaard verbeteren. Onder zijn leiding daalde de inflatie en kwam er meer orde in de staatsfinanciën. Toch bleef het economisch herstel traag, bleven werkloosheid en armoede hoog en voelden veel burgers zich niet direct betrokken bij het besluitvormingsproces.
Desi Bouterse (2010–2020) gebruikte in zijn inauguratierede een vergelijkbare toon: handen uitsteken naar alle Surinamers, samen het land opbouwen. De eerste jaren kende zijn regering sociale projecten en loonstijgingen. Maar corruptieschandalen, nepotisme en een snel oplopende staatsschuld ondermijnden het vertrouwen. De economie belandde tegen het einde van zijn tweede termijn in een diepe crisis met torenhoge inflatie en scherpe devaluaties.
Chandrikapersad Santokhi (2020–mei 2025) beloofde bij zijn aantreden een nationale eenheid, waarbij talent ongeacht afkomst of politieke kleur zou worden benut. Hij erfde echter een financieel uitgeput land. Het IMF-hervormingsprogramma bracht macro-economische stabiliteit, dalende inflatie en begrotingsherstel, maar ging gepaard met scherpe bezuinigingen en het schrappen van subsidies. Dit leidde tot massale protesten in 2022 en de gewelddadige bestorming van De Nationale Assemblée in februari 2023.
De rode draad: het ideaal van “samen” blijft politiek aantrekkelijk, maar in de praktijk botsen deze beloften telkens op economische beperkingen, machtsbelangen en wantrouwen. Suriname’s recente geschiedenis laat zien dat de weg van woorden naar daden lang en hobbelig is — en dat eenheid in beleid lastiger blijkt dan eenheid in retoriek.