Minister Mike Noersalim heeft bij zijn aantreden als minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) aangegeven dat de bestrijding van illegale visserij een absolute topprioriteit is. Volgens hem schaadt deze praktijk niet alleen de nationale maritieme rijkdommen, maar bedreigt het ook het levensonderhoud van vele vissersgezinnen.
“Het is onze plicht om deze praktijken met kracht te bestrijden en duurzame visserij te bevorderen”, zei Noersalim.
Vergelijkbare uitspraken zijn ook in eerdere regeerperiodes gedaan. In 2010 verklaarde toenmalig minister Hendrik Setrowidjojo eveneens de oorlog aan illegale visserij, met de belofte strengere controlemechanismen op te zetten. In 2015 herhaalde minister Soeresh Algoe dat illegale vispraktijken de nationale voedselzekerheid ondermijnen en kondigde hij aan te werken aan een hervorming van de visvergunningen. Minister Prahlad Sewdien stelde in 2020 dat er een “zero tolerance”-beleid zou komen en wees op internationale samenwerking, met name met Frans-Guyana, om grensoverschrijdende visserijcriminaliteit tegen te gaan.
Toch blijft de situatie grotendeels onveranderd. Vissersorganisaties geven aan dat inspecties op zee sporadisch zijn, corruptie bij vergunningverlening een hardnekkig probleem is, en illegale buitenlandse vissersschepen nauwelijks aangepakt worden. Ook de beloofde infrastructuurverbeteringen — zoals GPS-monitoring en versterking van de visserij-inspectiedienst — blijven veelal steken in pilotprojecten.
Hoewel elke nieuwe minister het probleem erkent en ferme taal uitslaat, lijkt het structurele effect beperkt. De kernvraag blijft: is het gebrek aan resultaten een kwestie van onwil, onbekwaamheid, of gebrek aan politieke ruggensteun?
Minister Noersalim staat nu voor de uitdaging om van woorden eindelijk daden te maken — iets waar zijn voorgangers in gebreke bleven. De sector kijkt mee.