Assembleelid Krishna Mathoera (VHP) trekt aan de bel over de beloningsstructuur bij parastatale instellingen. Haar kritiek op het feit dat sommige directeurs, wier instellingen volledig door de staat worden gesubsidieerd, meer verdienen dan ministers, is terecht en zelfs broodnodig. Maar het roept ook een belangrijke vraag op: waarom komt dit pleidooi juist nu?
Mathoera is geen buitenstaander in het politiek bestuur. Ze heeft vijf jaar op het ministerie van Defensie gezeten én diende eerder als parlementariër. Als insider kent zij als geen ander de budgettaire patronen, de wetgeving én de politieke krachten achter salarisschalen in de publieke sector. Dit maakt haar huidige oproep niet alleen opmerkelijk, maar ook verdacht laat.
Een politiek analist merkt fijntjes op dat dit soort “moreel wakker worden” vaak samenvalt met veranderde machtsverhoudingen. Nu haar partij niet meer in de regering zit, lijkt er plots meer ruimte om kritiek te leveren op oude structuren die men eerder zelf in stand hield of ongemoeid liet.
Natuurlijk moet de overheid een coherent beloningsbeleid voeren dat recht doet aan verantwoordelijkheid, transparantie en meritocratie. Maar geloofwaardigheid is cruciaal in de politiek. Als pleidooien voor rechtvaardigheid pas worden geuit nadat men zelf uit het machtscentrum is verdwenen, dreigt het te worden gezien als politieke profilering in plaats van oprechte zorg.
De vraag blijft dus hangen: wat is er veranderd, mevrouw Mathoera — uzelf of het systeem?