Miljarden buitenlandse schuld van Bouterse
Toen president Chan Santokhi in 2020 aantrad, erfde hij een buitenlandse schuldenlast van naar schatting ruim USD 3 miljard. Deze schuld was opgebouwd onder de vorige regering-Bouterse en omvatte met name leningen van buitenlandse kredietverstrekkers. De grootste individuele schuldeiser was China, dat ongeveer 15–17% van Surinames externe schuld in handen had.
Ook India had Suriname krediet verleend, zij het een kleiner bedrag (circa USD 39 miljoen) dat inmiddels is herschikt.
Verder bestond de schuldenlast uit leningen bij internationale obligatiehouders en multilaterale instellingen zoals de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank.
Enkele westerse landen binnen de Parijse Club stemden in 2022 in met herstructurering van hun openstaande leningen aan Suriname.
Is USD 3 miljard veel voor Suriname?
Een schuld van 3 miljard dollar is uitzonderlijk hoog voor een kleine economie als Suriname.
Ter vergelijking: in 2020 bereikte de publieke schuld ongeveer 148% van het bruto binnenlands product (BBP) een niveau waarop het land feitelijk bankroet was. De economie kromp dat jaar met 16% en de inflatie piekte rond 59%.
Volgens financieel expert Winston betekent de huidige schuld dat Suriname jaarlijks circa $400 miljoen aan schuldbetalingen moet ophoesten, iets wat de staat zich eenvoudigweg niet kan permitteren.
“Suriname heeft dat geld niet”, waarschuwt Winston, toevoegend dat eerdere herschikkingen slechts uitstel van betaling waren.
Dit onderstreept dat USD 3 miljard voor Suriname een enorme last is, gelijk aan vele jaren overheidsinkomsten, waardoor essentiële investeringen in bijvoorbeeld zorg en onderwijs werden verdrongen.
IMF of andere financieringsopties?
Bij zijn aantreden stond Santokhi voor de keuze: de schulden heronderhandelen met hulp van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), of alternatieve financiering zoeken. Zijn voorganger had na 2016 de banden aangehaald met China en andere onconventionele bronnen van krediet, wat wel liquide middelen opleverde maar ook bezwarende voorwaarden.
Santokhi’s regering verkreeg in december 2021 uiteindelijk een reddingspakket van het IMF (Extended Fund Facility) van bijna $690 miljoen.
Dit IMF-programma vergde echter harde aanpassingen: bezuinigingen, belastingverhogingen en het loslaten van de koers van de Surinaamse dollar.
Alternatieven waren beperkt
China was een andere optie: Beijing verstrekte in het verleden gretig leningen zonder strenge bezuinigingseisen, maar vaak onderpand geëist, bijvoorbeeld delen van goudmijnen.
Het aanhouden van de status-quo (geen IMF-deal sluiten) was nauwelijks houdbaar, omdat Suriname weinig toegang had tot internationale kapitaalmarkten en zijn deviezenreserves gevaarlijk laag waren.
De “prijs” van elk alternatief was dus hoog: hetzij ingrijpende hervormingen onder het IMF of westerse leningen, dan wel strategische concessies en verhoogde afhankelijkheid in ruil voor Chinees geld.
Gevolgen: IMF-steun en verkiezingsnederlaag
Santokhi koos voor het IMF-traject, wat op korte termijn macro-economische stabiliteit bracht en ruimte bood om schulden te herstructureren.
In 2023 en 2024 wist Suriname met succes een groot deel van zijn schulden te herschikken, inclusief deals met obligatiehouders en bilaterale schuldeisers als China en India.
De schuldquote daalde hiermee naar circa 78% van het BBP eind 2024.
De keerzijde was echter dat de door het IMF vereiste hervormingen – zoals het snijden in subsidie op brandstof en nutsvoorzieningen – de kosten van levensonderhoud fors opdreven. De lagere- en middeninkomens werden het zwaarst getroffen door deze inflatie en hogere lasten, waardoor de sociale onvrede groeide. In februari 2023 braken protesten en zelfs rellen uit tegen de hoge prijzen en het regeringsbeleid.
Santokhi’s regeerperiode werd getekend door “corruptieschandalen en harde bezuinigingen”.
Hoewel zijn beleid de financiële crisis bezweerde, verloor Santokhi in mei de verkiezingen, mede door de impopulariteit van de strenge IMF-maatregelen. Waarnemers merken op dat het IMF-programma weliswaar de macro-economie stabiliseerde, maar ook “grote maatschappelijke onrust veroorzaakte door diepe bezuinigingen”.
Niet alleen Santokhi en zijn partij betaalden de politieke prijs, maar vooral de gewone Surinamers moesten de broekriem fors aanhalen. Uiteindelijk heeft de schuldsanering onder IMF-toezicht een nieuw begin mogelijk gemaakt voor Suriname, maar de politieke tol daarvan werd zichtbaar in de stembusuitslag van 2025.