De Nationale Democratische Partij (NDP) heeft de verkiezingen marginaal gewonnen met één zetel meer dan VHP.
In De Nationale Assemblée behaalde de NDP de meerderheid waardoor de NDP-leider de leiding krijgt in de formatie van een nieuwe regering.
Nog voor de formatie rond is, klinkt echter al de roep om een nieuw akkoord met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) – een “IMF 2” – om Suriname uit de financiële crisis te helpen.
Opvallend genoeg zwegen de politieke partijen hierover in de verkiezingscampagne.
Politiek analisten menen dat de plotselinge signalen voor een tweede IMF-programma getuigen van politiek opportunisme en een gebrek aan eerlijkheid richting de kiezer.
Terugblik: NDP, Bouterse en het IMF (2010-2020)
Onder voormalig president Desi Bouterse (NDP) kampte Suriname rond 2015-2016 met een zware economische crisis door dalende inkomsten uit olie en goud. De regering-Bouterse sloot in mei 2016 een akkoord met het IMF voor een Stand-By Arrangement van bijna een half miljard dollar om de ontspoorde economie weer op de rails te krijgen. De Surinaamse dollar (SRD) was toen sterk in waarde gedaald, de inflatie bereikte 46% en de staatskas was vrijwel leeg/
Vakbonden en oppositie waarschuwden destijds dat de IMF-lening als een “molensteen” om de nek van Suriname zou hangen en vreesden dat generaties lang schulden zouden moeten worden afbetaald.
De IMF-steun in 2016 kwam met strenge voorwaarden, waaronder bezuinigingen en het afbouwen van subsidies op energie en brandstof. President Bouterse mocht aanvankelijk opgelucht ademhalen bij de goedkeuring van het herstelplan maar de publieke onvrede groeide al snel. Enkele maanden later noemde Bouterse de IMF-eisen “zeer hard” en overwoog hij uit het akkoord te stappen.
Hij beklaagde zich dat “het IMF koud is en alleen denkt aan cijfers en deadlines”.
Inderdaad stopte Suriname binnen een jaar met het IMF-programma; Bouterse zocht steun bij alternatieve financiers zoals de Islamitische Ontwikkelingsbank en de Eximbank van China.
Het gevolg was dat structurele hervormingen onvolledig bleven en de economische malaise voortduurde. Suriname’s schuldenlast nam verder toe richting 2020, toen de regering-Bouterse ten einde liep.
Oppositieperiode: NDP’s felle kritiek op Santokhi’s IMF-beleid (2020-2025)
Na de machtswisseling van 2020 erfde president Chan Santokhi (VHP) een financieel rampzalige situatie. Zijn regering zocht opnieuw steun bij het IMF en sloot eind 2021 een 36-maanden arrangement van circa USD 690 miljoen.
Onder dit programma voerde Santokhi harde hervormingen door: de vaste wisselkoers werd losgelaten, de subsidies op elektriciteit, brandstof en andere essentiële voorzieningen werden beëindigd, en de regering ging drastisch snijden in uitgaven.
De pijn voor de bevolking was enorm – prijzen schoten omhoog en in februari 2023 braken er massale protesten en zelfs rellen uit in Paramaribo tegen de “IMF-austeriteit”.
In die periode zat de NDP in de oppositie en hekelde ze fel het IMF-beleid van Santokhi.
Voormalig vicepresident Ashwin Adhin noemde het IMF-herstelprogramma “symptoombestrijding” zonder structurele oplossingen. Hij voerde aan dat het IMF-plan de productiesector niet had versterkt en dus niet had gezorgd voor duurzame verhoging van de staatsinkomsten.
De IMF-aanpak werd smalend bestempeld als “cosmetische kangoeroepolitiek” die de structurele problemen niet oploste.
Adhin herinnerde er bovendien aan dat híj als vicepresident onder Bouterse ook een IMF-programma had voorbereid, maar het had laten varen door de maatschappelijke weerstand – een weerstand waar Santokhi’s VHP in 2016 zelf aan had bijgedragen toen die partij fel tegen de IMF-lening protesteerde.
Deze verwijzing benadrukte de hypocrisie die de NDP de VHP verweet: eerst tegen de “dictaten van het IMF” ageren, om er later zelf gretig gebruik van te maken. “De subsidies zijn in recordtijd geschrapt zonder na te denken over de gevolgen”, sneerde Adhin, “terwijl inefficiënties bij EBS (Energie Bedrijven Suriname) en Staatsolie blijven bestaan”.
Jennifer Geerlings-Simons-liever geen tweede IMF-programma
NDP-voorvrouw Jennifer Geerlings-Simons (die na Bouterse’s overlijden in 2023 het partijleiderschap op zich nam) sprak tijdens de campagne uit dat ze liever geen tweede IMF-programma zou willen.
Ze gaf aan “de eigen boontjes te willen doppen,” maar hield tegelijk een slag om de arm: na de verkiezingen moet de werkelijke financiële situatie worden beoordeeld.
Dit wijst erop dat ook de NDP-top al wist dat een IMF 2 misschien onvermijdelijk zou zijn, maar dit liever niet hardop beleed vóór de stembusgang.
Verkiezingscampagne zonder IMF-2: bewuste stilte
Opvallend is dat geen van de politieke partijen tijdens de verkiezingscampagne openlijk over een nieuw IMF-akkoord sprak.
Zowel de VHP-coalitie als de NDP-oppositie vermeden het beladen onderwerp, ondanks dat insiders al lange tijd waarschuwden dat het huidige IMF-programma eind 2024 zou aflopen en Suriname er financieel nog lang niet bovenop is.
President Santokhi hield vol dat zijn beleid vruchten zou afwerpen en insinueerde dat een vervolgakkoord niet nodig zou zijn als de trend van herstel doorzette. In campagnetoespraken benadrukte hij liever de (beperkte) successen: zo daalde de inflatie van hyperinflatoire niveaus weer naar beneden. Maar zoals een scherpe columnist opmerkte, “het volk merkt er nog steeds niets van” een verwijzing naar het feit dat de gemiddelde Surinamer weinig verbetering voelde in de portemonnee.
Santokhi’s belofte dat “er geen IMF-2 komt” klonk voor veel kiezers dan ook niet erg overtuigend, te meer daar hoge functionarissen al hinten op nieuwe hulp. Aan de NDP-zijde was men evenmin happig om IMF 2 te benoemen voor de verkiezingen.
Simons benadrukte publiekelijk dat de NDP “het liefst geen nieuw IMF-programma uitvoert”, maar voegde eraan toe dat men eerst de economische cijfers na de machtsoverdracht zou bekijken.
Deze terughoudendheid bij zowel coalitie als oppositie heeft een duidelijke oorzaak: IMF-steun is politiek giftig. Na jaren van bezuinigingen en prijsstijgingen associëren veel Surinamers het IMF met pijnlijke offers en buitenlandse bemoeienis.
Geen enkele partij wil in de campagne aan de kiezer verkopen dat er wéér zo’n traject nodig zal zijn.
Het onderwerp werd dus vermeden of gebagatelliseerd – totdat de stembussen gesloten waren.
Na de verkiezingen: IMF 2 alsnog in zicht
Kort na de verkiezingsuitslag – NDP nipt grootste, VHP op minimale afstand – kwamen de eerste signalen in het openbaar dat een tweede IMF-pakket onafwendbaar lijkt. Deskundigen bij de Centrale Bank en de onafhankelijke Suriname Economic Oversight Board (SEOB) waarschuwden reeds halverwege 2024 dat Suriname begin 2025 “zijn eigen broek nog niet kan ophouden” zonder verdere steun.
In juli 2024 pleitte de SEOB expliciet voor een vervolgprogramma met het IMF om de overheidsfinanciën structureel op orde te brengen en hervormingen af te ronden.
Volgens de SEOB was medio 2024 slechts 61,6% van de afgesproken IMF-maatregelen uitgevoerd.
Met het trage tempo van implementatie zou Suriname tegen eind 2024 bij lange na niet klaar zijn met saneren, wat “het belang van een IMF-2 programma onderstreept om tot 100% uitvoering te geraken”.
Met andere woorden: een aanzienlijk deel van de hervormingen – vooral op het gebied van overheidsfinanciën en bestuurlijke veranderingen – ligt nog op stapel. Zonder nieuw akkoord dreigt terugval.
Deze geluiden klinken nu, na de verkiezingen, steeds luider. Waar Santokhi’s kabinet halverwege de rit nog op eigen kracht hoopte verder te kunnen, wijzen recente cijfers uit dat de staatskas nog steeds structureel tekortschiet.
De regering-Santokhi slaagde er niet in de inkomsten uit belastingen substantieel te verhogen; de belastinginkomsten bleven rond 10% van het BBP, waar ~30% gewenst is voor een gezonde begroting.
Ook waren cruciale instituties zoals de Belastingdienst en anti-corruptiecontroleurs onvoldoende versterkt.
De SEOB benadrukte dat een volgend IMF-programma zich juist moet richten op het versterken van instituten – betere begrotingscontroles, meer transparantie, en versterking van Rekenkamer, CLAD (Centrale Landsaccountantsdienst) en de Schuldencommissie – zodat Suriname na het programma duurzaam zijn financiën kan beheren.
Het demissionaire als aankomende kabinet en het IMF zelf zijn in 2025 ook pragmatisch: men wil voorkomen dat de offeranden van de afgelopen drie jaar voor niets zijn geweest. Daarom wordt achter de schermen al geesten rijp gemaakt voor IMF-2.
In de woorden van een lokale commentator: “IMF-2 wordt net zo goed een lening en keurslijf als de 1e IMF-ronde”.
Met andere woorden, een nieuw akkoord zal opnieuw strenge voorwaarden meebrengen die de beleidsruimte van de komende regering beperken.
Politiek opportunisme en de boodschap aan de kiezer
Politiek analist Martin L. (Paramaribo) is kritisch op de gang van zaken. Volgens hem is er sprake van een patroon van opportunisme bij zowel NDP als VHP. “We zien een terugkerend spel: in oppositierol wordt het IMF-bezuinigingsbeleid verketterd, maar zodra dezelfde partij regeert, grijpt ze er toch naar als laatste redmiddel”, stelt de analist. Hij wijst erop dat de VHP in 2016 heftig protesteerde tegen Bouterse’s IMF-deal, om vervolgens vanaf 2020 zelf harde IMF-maatregelen door te voeren.
De NDP heeft op haar beurt de volkswoede over Santokhi’s IMF-beleid handig gekanaliseerd voor electoraal gewin, “maar nu de macht lonkt, maakt de partij een voorzichtige draai richting precies dat beleid dat ze heeft verguist,” aldus Martin.
De late onthulling dat IMF-2 toch nodig is, moet volgens de analist vertaald worden als een breuk in het vertrouwen van de kiezer. “Feitelijk hebben zowel coalitie als oppositie vóór de verkiezingen niet durven uitspreken wat insiders allang wisten: de economie is er zo slecht aan toe dat we zonder het IMF niet uit de gevarenzone komen. Die eerlijkheid hebben de kiezers niet gekregen.”
Veel Surinamers voelen zich dan ook overvallen. Na jaren van offers onder Santokhi – loonmatiging, subsidieafschaffing en koopkrachtdaling – hadden zij gehoopt op verlichting.
De NDP suggereerde tijdens de campagne dat het anders kon en profileerde zich als de partij die de “verdere verarming van het volk” zou stoppen.
Nu dreigt echter meer van hetzelfde medicijn: opnieuw bezuinigen en hervormen onder IMF-toezicht. Voor de gemiddelde kiezer is de boodschap bitter: ongeacht wie er regeert, Suriname ontkomt niet aan pijnlijke saneringen.
De nieuwe NDP-regering zal moeten balanceren tussen populistische beloftes en economische realiteit.
Analisten verwachten dat de NDP zal proberen betere voorwaarden te bedingen of alternatieve investeerders aan te trekken, om zo de indruk te wekken dat IMF-2 “anders” is dan IMF-1.
Maar de fundamentele waarheid is dat de schatkist leeg is en de olie- en gasinkomsten van de toekomst de gaten van vandaag nog niet dichten.
“De kiezers hebben een herhaling van zetten in de Surinaamse politiek gezien”, concludeert Martin L.. “Wat vijf jaar geleden gold, geldt nog steeds: we leven al jaren op de pof, en elke nieuwe regering moet hetzelfde koude bad in. Het grote verschil is dat men het voor de verkiezingen niet durft te zeggen, en pas erna de pleister durft te trekken.”
Die pijnlijke eerlijkheid komt nu – ná 25 mei – alsnog boven tafel. De hoop is dat de nieuwe machthebbers lering trekken uit het verleden: niet alleen het IMF de schuld geven van impopulaire maatregelen, maar vooral ook goed bestuur leveren zodat Suriname op termijn wél op eigen benen kan staan.
De Surinaamse burger zal de komende tijd met argusogen toekijken of de beloften van verandering standhouden nu de realiteit van een mogelijk tweede IMF-programma is neergedaald.