Met de vorming van een nieuwe regering, staat Suriname op een kruispunt. Het speelveld waarop die regering zal opereren, wordt in sterke mate bepaald door de economische realiteit. Wat is die realiteit – en welke keuzes dringen zich op?
Suriname bevindt zich in 2025 op een fragiel pad van herstel. De samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), aangegaan in 2021, bracht noodzakelijke begrotingsdiscipline, maar ook sociale druk. Subsidies werden afgebouwd, de koers werd vrijgelaten, en de koopkracht van burgers kwam onder druk te staan.
Na een inkrimping van de economie met -16% in 2020 en een moeizaam herstel sindsdien, wordt volgens ramingen van het IMF in 2025 een groei van ongeveer 4% verwacht. Dit is grotendeels te danken aan de verwachte investeringsgolf in de offshore-oliesector.
De inflatie daalde van een piek van 60.8% in 2020 naar 6.0% in mei 2025, mede dankzij aangescherpt begrotings- en monetair beleid van het ministerie van Financiën & Planning en de Centrale Bank van Suriname (CBvS). De wisselkoers blijft kwetsbaar voor externe druk en binnenlandse onzekerheid.
De buitenlandse schuld blijft hoog: volgens de laatste cijfers ligt de staatsschuld nog steeds boven de 100% van het bruto binnenlands product (BBP). Ondanks gedeeltelijke schuldherschikkingen met onder andere commerciële crediteuren en binnenlandse schuldeisers, blijft de rentevoet een blok aan het been van de begroting. De regering heeft weinig speelruimte voor publieke investeringen, en sociale programma’s.
Tegelijkertijd liggen er kansen. De offshore olie-industrie begint stilaan concrete economische perspectieven te bieden. Met de recente overname van een belang van 25% door TotalEnergies in Blok 53 en de samenwerking met Petronas lijkt Suriname aantrekkelijk te blijven voor internationale spelers. Mits verstandig beheerd, kan deze sector op middellange termijn zorgen voor een boost in deviezeninkomsten, werkgelegenheid en belastinginkomsten.
De regering erft dus een economie die fragiel maar niet uitzichtloos is. Het komende beleid moet balanceren tussen herstel en herverdeling. Structurele hervormingen in belastinginning, transparantie van overheidsuitgaven en versterking van de productieve sector zijn noodzakelijk. Er zal ook politieke moed nodig zijn om de sociale noden serieus te nemen, zonder in populistisch en korte termijnbeleid te vervallen.
De centrale vraag is niet alleen wat de economische cijfers zeggen, maar wat de nieuwe machthebbers ermee doen. Gaan ze inzetten op stabiliteit en continuĂŻteit?
De politieke beloftes zijn gedaan, maar de economische feiten blijven onverzettelijk. Het is nu aan de samenleving – burgers, journalisten, economen en ondernemers – om de nieuwe regering kritisch te volgen, inhoudelijk uit te dagen en constructief te ondersteunen. Want alleen met transparantie en betrokkenheid verandert economische erfenis in toekomstgericht beleid.