Ah, Suriname. Het land waar de politiek een ware kunstvorm is geworden. Een kunst van beloften zo luchtig als een luchtballon, maar met evenveel inhoud. De spelregels? Simpel: garandeer de burgers gouden bergen, lever hooguit een kiezelsteentje, en wijs vervolgens met een dramatische blik naar de vorige regering, de buurlanden, of – waarom niet? – het weer.
En toch, oh wonder, “de burgers blijven toch er in geloven.” Hoe is het mogelijk? Elk verkiezingsseizoen weer klampen ze zich vast aan diezelfde mooie praatjes, alsof ze vergeten zijn dat de vorige keer ook niets gebeurde. Misschien is het de hoop die ze levend houdt. Of misschien is het gewoon een collectief geheugenverlies, veroorzaakt door de hitte.
Laten we eerlijk zijn: de gemiddelde politicus stapt armer dan een kerkrat de politiek in, maar verlaat het toneel met zakken zo vol dat je zou denken dat ze een bijbaan hebben als contrabandist. Toeval? Natuurlijk niet! Het is gewoon “hard werken” – tenminste, dat is wat ze zeggen.
Dus, lieve burgers, blijf vooral geloven. Blijf hopen. Blijf stemmen. Want wie weet, ooit, misschien, komt er een dag dat een politicus wél doet wat hij belooft. Tot die tijd: geniet van de show. Het is immers gratis theater – al betalen we er wel indirect voor. Met z’n allen.