Nu de regeerperiode van de coalitie onder leiding van president Chandrikapersad Santokhi (VHP) en vicepresident Ronnie Brunswijk (ABOP) ten einde is gekomen, tekenen zich duidelijke verschuivingen af binnen het Surinaamse politieke landschap.
Opvallend is dat de kritiek op het gevoerde beleid voornamelijk gericht is op de VHP en haar leider Santokhi, terwijl de ABOP en haar leider Brunswijk grotendeels buiten schot blijven.
Deze scheve verdeling van verantwoordelijkheid roept politieke vragen op, zeker met het oog op de vorming van een nieuwe regering.
Selectieve kritiek
De recente kritiek op het beleid van de afgelopen jaren komt vooral van de zogenaamde ‘Groep van 6’, een informele samenwerking van politieke partijen die zich nu profileren als alternatieve machtsbasis. Politiek analist Harold stelt dat deze groep bewust lijkt te kiezen voor een tactiek van “gedeeltelijke schuldtoewijzing”.
“Men richt het vizier bijna uitsluitend op Santokhi, maar vergeet gemakshalve dat Brunswijk en zijn ABOP medeverantwoordelijk waren voor het gevoerde beleid. Dit is geen vergetelheid, maar een berekende politieke zet”, aldus Harold.
Strategisch zwijgen over ABOP
Volgens de analist is het politieke opportunisme dat achter deze strategie schuilgaat evident. De ‘Groep van 6’ heeft voorlopig nog de steun van ABOP nodig om het magische aantal van 34 stemmen in De Nationale AssemblĂ©e te behalen—een vereiste om een vicepresident en president te kunnen kiezen.
“Zij willen Brunswijk niet tegen het zere been schoppen. Elke belediging of afwijzing kan leiden tot het afhaken van ABOP, en dan is de meerderheid direct in gevaar”, verklaart Harold.
Daarom wordt Brunswijk, ondanks eerdere persoonlijke aanvallen tijdens verkiezingscampagnes en het imago van ‘ongeleid projectiel’, met fluwelen handschoenen aangepakt.
ABOP: Nuttig, maar niet onmisbaar
Toch is het volgens Harold een illusie dat ABOP een structurele sleutelrol speelt in de nieuwe constellatie.
“Zonder ABOP zijn er nog altijd 26+ zetels haalbaar. Daarmee kan een regering doorregeren, zij het met minder slagkracht. De ‘Groep van 6’ beschouwt ABOP als tijdelijk nodig, maar op de lange termijn vervangbaar.”
Opvallend is dat de ABOP tot nu toe buiten spel staat bij het verdelen van ministersposten. Er zijn nog geen sleutelministeries aan de partij toegewezen waarmee ze haar machtspositie zou kunnen verstevigen. Hierdoor mist ABOP op dit moment elk uitvoerend of wetgevend machtsinstrument—behalve de posten van vicepresident en parlementsvoorzitter, functies die onder druk staan na de herschikking van de politieke kaarten.
Uit de klas, of zelf weg?
Brunswijk zelf gaf onlangs aan dat hij “niet in dezelfde klas wil blijven zitten”, een uitspraak die volgens waarnemers duidt op zijn groeiende ongemak binnen de politieke verhoudingen. Maar, zo stelt Harold:
“Als hij niet uit eigen wil vertrekt, dan kan hij ook gewoon uit de klas worden gezet. De nieuwe machtsstructuur duldt weinig ruimte voor vrijblijvendheid.”
Conclusie
De positie van ABOP is in de nieuwe politieke constellatie aanzienlijk verzwakt. De partij fungeert momenteel als een strategisch vehikel voor het behalen van een parlementaire meerderheid, maar mist structurele invloed.
De selectieve kritiek van de ‘Groep van 6’ toont aan hoe politieke loyaliteit en verantwoordelijkheid ondergeschikt raken aan de race om macht en posities. Brunswijk mag dan nog even meespelen, maar het lijkt een kwestie van tijd voordat zijn partij weer buitenspel staat.