Boos van huis weggelopen na een heftige ruzie met zijn vader, besloot Kalap Chunnee op 29-jarige leeftijd zijn dorp Deokali in het district Basti te verlaten en aan boord te gaan van een boot naar een land dat op dat moment volledig onbekend voor hem was. Hij wist niet waarvoor hij zich in zijn boosheid precies had laten ronselen.
Het schip, de SS Indus III, vertrok op 27 oktober 1908 uit Calcutta en arriveerde op 5 december 1908 in Paramaribo, Suriname.
Op 5 december 1908 werd Kalap te werk gesteld op plantage Vredenburg in Domburg, onder toezicht van planter B.G. Mulden.
Hij was geen veldwerker; het harde werk op het veld was niets voor hem. Hij wist altijd wel een reden te bedenken om de beheerder zover te krijgen hem werk te laten verrichten dat hij zelf leuk vond. Daaruit bleek al dat Kalap een onderhandelaarsmentaliteit had. Veel is verder niet bekend over zijn contractperiode, die duurde tot 5 december 1913.
Na zijn contractperiode kreeg hij op 1 december 1922 een perceel in huur op La Rencontre, dat op 17-12-27 werd ingetrokken. Naast het bebouwen van het stuk land begon hij ook een bedrijf dat bestond uit het verkopen van waren op de fiets langs de huizen in verschillende districten, voornamelijk Commewijne. Veel van deze koopwaar bestond uit gedragen sieraden die anderen aan hem verkochten wanneer ze geldnood hadden, en die hij vervolgens doorverkocht.
Op 31 maart 1920 werd het huwelijk tussen Kalap en Sookia Hemradj, een in Suriname geboren dochter van Indiase contractarbeiders die al eerder naar Suriname waren gekomen, wettelijk geregistreerd. Ze traden in 1914 in het huwelijk. Uit dit huwelijk werden 7 kinderen geboren, 4 zonen en 3 dochters.
Samen met zijn vrouw woonde hij dicht bij zijn schoonfamilie in Domburg. Na een aantal jaren werken en sparen vond Kalap het belangrijk dat zijn kinderen een goede opleiding kregen. Om dit te bereiken, was het noodzakelijk om te verhuizen naar de stad, naar Waterkant 62, naast het toenmalige Hoofdbureau van Politie. Het proces van verhuizen was niet gemakkelijk, en het kostte veel moeite. Hier begon het echte leven van deze immigrant als Surinamer.
Op 5 april 1934 besloot Kalap om onbekende redenen zijn achternaam te veranderen naar Chandi Shaw.
Hij stelde zijn kinderen in staat om te studeren, en uit hun inspanningen kwamen een advocaat, een arts, een leerkracht en 4 ondernemers voort. De bekendste onder hen was Mr. P. Chandi Shaw, politicus en statenlid, die in de jaren 60 de grootste opponent was van Mr. Jaggernath Lachmon als politiek leider van de Aktiegroep. Mr. Chandi Shaw is onder de ouderen in ons land zeker geen onbekende. De weg naar Uitkijk is naar hem vernoemd.
De oudste dochter van Kalap, genaamd Nanki, was inmiddels getrouwd en haar echtgenoot was goudsmid van beroep.
Door hard te werken kon Kalap het huis aan de Waterkant 62 kopen, en samen met zijn zoon Dipnarain Chandie Shaw begon hij een goudsmederij. Elke middag maakte de toenmalige gouverneur van Suriname een wandeling van het gouvernementspaleis langs de waterkant en passeerde de winkel van Kalap. Zo raakten de gouverneur en Kalap met elkaar in contact, en dit resulteerde erin dat de heren elke middag samen een wandeling maakten langs de Waterkant.
De kinderen van Kalap keken vanaf het balkon van het huis aan de Waterkant toe en vroegen zich af waarover hun vader en de gouverneur spraken. Immers, hun vader sprak en begreep geen woord Nederlands en de gouverneur sprak geen andere taal dan Nederlands. Dit raadsel is nooit echt opgelost. Feit is wel dat Kalap na zijn wandeling alles wat hij met de gouverneur had besproken, in het Hindi kon navertellen.
Kalap dacht vaak terug aan zijn familie in India en met behulp van zijn geschoolde kinderen stuurde hij regelmatig brieven naar het thuisland, maar hij kreeg nooit antwoord. Zijn zoon stuurde daarom een brief naar een overheidsinstantie in India om informatie over de familie te verkrijgen. Toen bleek dat het hele dorp waar Kalap vandaan kwam volledig was verwoest door een overstroming en dat er geen overlevenden waren. Dit was een grote schok voor hem.
Kalap was erg betrokken bij de politiek in India en volgde de verrichtingen van Mahatma Gandhi op de voet. Hij bevond zich echter in tweestrijd toen Gandhi streed om de immigratie van Indiërs stop te zetten. Hoewel de opvang van deze immigranten in de koloniën erg slecht was, begreep Kalap ook hoe moeilijk Indiërs het hadden in India.
Na zijn dood werd de goudsmederij voortgezet door zijn zoon Dipnarain, ook wel Moereth genoemd, die het bedrijf nog succesvoller maakte. Toen deze ongetrouwde zoon van Kalap voelde dat zijn einde naderde, maakte hij zich zorgen over het voortbestaan van het bedrijf. Hij overtuigde zijn zus Silochnadebi ervan om de goudsmederij over te nemen. Silochna, die bekend was met het werk in de goudsmederij, was getrouwd met Gangapersad Oemrawsingh.
Na de dood van Dipnarain werd deze tweede dochter van Kalap de drijvende kracht achter het familiebedrijf.
Juwelier S. Oemrawsingh is sindsdien niet meer weg te denken uit de Surinaamse samenleving.
De ups en downs die dit bedrijf heeft doorgemaakt, van de brand op 25 februari 1980 tot de heropening van het bedrijf aan de overkant van de oorspronkelijke locatie aan de Waterkant, getuigen van de moed van de immigrant en zijn nakomelingen.
Als nakomelingen van deze charismatische immigrant willen wij onze voorouders bedanken voor hun kracht en doorzettingsvermogen waardoor wij dit prachtige land als geboorteland hebben gekregen.
Marlene Oemrawsingh