Betoog met oplossingen

Door het lid Tsang van de coalitie is uiteindelijk toch wel een uiteenzetting gegeven van het beleid dat de regering dient te voeren, welke als een voorbeeld kan worden gesteld voor de rest van het college. Los van de oorzaak van de crisis, waar het lid maar een partieel beeld van de situatie heeft geschetst, heeft het DNA-lid punten aangekaart die we missen in het beleid van de regering en daarbij haalde de parlementariër steeds oplossingsmodellen aan. Uit zijn betoog blijkt terecht ook dat het niet complex moet zijn om Suriname te regeren. Opmerkelijk is het betoog van de parlementariër was het desastreus milieubeleid dat door de regering wordt gevoerd. Het lid pleitte weer voor behoud van het bos als een duurzaam middel om inkomsten te genereren voor de Staat Suriname. Hij gaf aan dat kaalkap slechts enkele personen ten goede komt en het behoud van het bos de totale samenleving ten goede komt. De inkomsten van de houtkap gaan in de zakken van enkele personen, terwijl de inkomsten met het behoud van het bos direct in staatskas voortvloeien. Het lid hekelde als een van de weinigen uit de oppositie ook de zandafgravingen aan de kust van Suriname. Ook deze activiteiten komen slechts enkele ondernemers ten goede, terwijl bescherming van de kust en daarmee gerelateerde toerisme de hele samenleving ten goede komt. Ten aanzien van de conservering deed het lid de aanbeveling om een heffing te plegen op toeristen of een vrijwillige bijdrage te vragen aan vertrekkende toeristen in de vorm van bijvoorbeeld donatie van overgebleven Surinaams geld, zoals wel eens op Europese havens wordt gezien. Het lid haalde ook aan het interessante feit van de werkgelegenheid bij de FAI. Het bedrijf zou op zoek zijn naar arbeidskrachten, maar zou niet aan Surinaamse arbeidskrachten kunnen komen. Het bedrijf zou genoodzaakt zijn om Haitianen te laten halen om op de bacoveplantages te werken. De vraag rijst hier waarom Surinamers ondanks de werkloosheid niet bij de FAI willen werken. Er was een periode waarbij Surinamers in de rij stonden om bij Surland te werken eind jaren ’90 en begin van het millennium. Het ging hem met name om de voorzieningen en de beloning naar de werknemers van het bedrijf toe. Nu is enkele keren het woord slavenarbeid gevallen om de arbeidsomstandigheden van deze werknemers te beschrijven. De werkomstandigheden zouden loodzwaar en zelfs primitief zijn en de beloning laag. Vakbondsleiders hebben tegelijk aan de ene kant geklaagd over de slechte werkomstandigheden en aan de andere kant ontkend dat er sprake is van slavenarbeid. In sectoren waar de Surinamers niet willen werken (landbouwbedrijven, visserij) is het zo dat de arbeidsomstandigheden zwaar zijn, het werk maatschappelijk geen satisfactie biedt en de lonen laag zijn. Door het lid is aanbevolen om gevangenen uit Suriname in te zetten op FAI, waarbij een deel van hun salaris naar de staat gaat en een deel naar hun. Alhoewel de bedoeling van het lid goed kan zijn geweest, moet de regering wel hierbij oppassen. Recent is de wetgeving op het stuk van verplichte arbeid in het Wetboek van Strafrecht veranderd, waarbij men niet gelimiteerd taak- en leerstraffen kan toepassen. Bovendien zijn er strenge verdragen waarbij Suriname partij is, die zeggen dat de regering niet moet komen aan het loon dat de gevangenen in de gevangenis verdienen. Alleen de gevangenen zelf hebben daar recht op, ze mogen ook niet zonder loon in werk dat betaald behoort te zijn, worden ingezet. Hun loon dient voor een deel te worden gespaard en aan hun ter beschikking te worden gesteld. Het lid merkte terecht op dat er een migratiebeleid moet komen gericht op de economische productie en de ontwikkeling van Suriname. Daarbij moet ook gedacht worden aan door de overheid gestuurde migratie voor economische productie, waarbij migranten na een aantal contracten weer terugkeren naar hun land van herkomst en dat men in uitzonderingsgevallen deel wordt van de permanente samenleving. Het lid merkte op dat de beroepsbevolking van Suriname te klein is om noemenswaardige productie op gang te brengen. In dit verband merkte de parlementariër ook op dat het beleid op het gebied van de toelating (verblijfsvergunning) en de werkvergunning onafhankelijk van elkaar dienen te worden uitgevoerd. Het moet niet zo zijn dat men een verblijfsvergunning nodig heeft voor een werkvergunning en een werkvergunning ter verkrijging van een verblijfsvergunning. Er ontstaat anders een verwarrende vicieuze cirkel. Voor de duurzame ontwikkeling haalde het lid ook aan de optie van de invoering van de ‘groene dienstplicht’: een project waar drop-outs en werklozen worden ingezet in de groene sectoren. Het zou een project kunnen zijn waarmee we internationaal Suriname op de kaart zouden kunnen zetten. Het DNA-lid haalde als enige tot nu ook aan de misstanden bij de PLO en hekelde het feit dat een private organisatie belast is met het verdelen van subsidies vanuit de staat. Hij hekelde ook het feit dat luchthavenautoriteiten geld vragen aan het PTC, zodat studenten stage kunnen lopen. Als enig coalitielid vroeg de parlementariër ook naar een lijst van grootgrondbezitters in Suriname. Alhoewel in het betoog van het lid de positie waarin Suriname over 15 jaar dient te zijn ook niet aan de orde kwam, verschilde het in positieve zin inhoudelijk enorm van de overige DNA-leden. Hij behoort tot de zeer kleine groep leden die zijn academische kennis gebruikt om een constructieve bijdrage te leveren in het parlement.

error: Kopiëren mag niet!