In Suriname is er een bijzondere vorm van recycling: woorden. Vooral nobele woorden. Ze worden elke week opnieuw gebruikt, opgepoetst en uitgedeeld bij sociale clubs die al jaren stil, structureel en zonder camera’s hun werk doen. Toiletpapier, paper towels, zeep, een zak rijst — geen lintjes, geen applaus, gewoon helpen omdat het nodig is.
Maar zodra een particulier het “goed” doet, verschijnt plots het grote decor. De president komt langs, glimlacht waardig, knikt begrijpend en vertelt hoe nobel het allemaal is. Alsof de zeep pas schoon werd na zijn toespraak. Alsof de rijst meer vult wanneer die gezegend is door microfoon en protocol.
Begrijp me niet verkeerd: betrokkenheid is mooi. Symboliek ook. Maar als elke donatie een mini-state visit vereist, wordt hulp langzaam theater. En theater vraagt entree. Misschien is het tijd voor een eerlijk model: een wekelijks abonnement op toespraken. Sociale clubs doen immers elke week hun werk — regen of zon, verkiezing of niet.
Voor een vast bedrag per maand komt er dan een standaardtoespraak: “Ik ben diep geraakt”, “Samen staan we sterk” en natuurlijk “Dit laat zien wat solidariteit betekent”. Inclusief handdrukken, groepsfoto en herbruikbare belofte.
Zo blijft iedereen tevreden. De clubs blijven helpen. De president blijft spreken. En het volk weet tenminste: de rijst voedt de maag — de woorden vooral het podium.
