Een man in een politiecel, ogenschijnlijk overleden door verhanging. Los van de gruwelijke misdrijven waarvan hij werd verdacht—het doden van negen mensen.
In detentie geldt één onwrikbare norm: de staat draagt volledige verantwoordelijkheid voor het leven en de fysieke integriteit van de gedetineerde.
De houding, de geĂŻmproviseerde ligatuur (een doek of kledingstuk) en de beperkte ruimte wijzen op een suĂŻcide in een cel die kennelijk niet suĂŻcide-veilig was. Cruciaal is dat de man bij zijn aanhouding gewond was aan het been door een schot. Dat verhoogt aantoonbaar het risico op shock, hevige pijn, psychische ontregeling en suĂŻcidaal gedrag. Internationale standaarden schrijven dan verscherpt toezicht voor: frequente checks, medische beoordeling, en het verwijderen van middelen waarmee zelfbeschadiging mogelijk is.
Kern van het probleem:
Verontwaardiging bij delen van het publiek blijft uit omdat het een massamoordenaar betreft. Dat sentiment is begrijpelijk, maar juridisch en ethisch irrelevant. Onder politiebewaking mag niemand sterven door nalatigheid. Het recht op leven en humane behandeling geldt juist voor de meest verachte verdachten—dat is de lakmoesproef van de rechtsstaat.
Professionele tekortkomingen die onderzocht moeten worden:
Risicotaxatie: Is direct na binnenkomst een suĂŻciderisico vastgesteld, zeker gezien de verwonding en de ernst van de verdenking?
Medische zorg: Is hij adequaat onderzocht en behandeld?
Celveiligheid: Waren ophangpunten of materialen aanwezig die verwijderd hadden moeten worden?
Toezicht: Hoe frequent waren de controles; waren er camerabeelden; was er personeelstekort?
Commandostructuur: Wie droeg operationele verantwoordelijkheid op dat moment?
Conclusie:
Dit overlijden is geen “natuurlijke afloop” van misdaad, maar een mogelijke systeemfout. De staat mag niet falen waar haar zorgplicht het grootst is. Onafhankelijk onderzoek, transparantie en verantwoording zijn noodzakelijk—niet om de dader te eren, maar om de rechtsstaat te beschermen en herhaling te voorkomen.

