Hij kwam uit Nederland met een koffer vol cadeaus en een hoofd vol verhalen. In Nederland had hij ze vaak gehoord: “Suriname is arm geworden.” Op verjaardagen, in talkshows, op sociale media. Armoede, leegte, uitzichtloosheid — het klonk als een land dat langzaam was uitgeademd.
Maar nu stond hij hier. In Suriname. Met Kerst en Oudjaar.
Vanaf het moment dat hij de luchthaven verliet, begon de verwarring. Auto’s stonden bumper aan bumper. Claxons zongen hun eigen ritme. Verkeersopstoppingen die hij alleen kende van de Randstad, maar hier — onder palmbomen. Elke rotonde leek een test van geduld en geloof. Waar gaan al deze mensen naartoe? vroeg hij zich af.
’s Avonds werd het pas echt surrealistisch. Meer dan honderd publieke feesten, had iemand gezegd. Hij dacht dat het een grap was. Maar overal zag hij licht, muziek, banners, podia. Straat na straat leefde. Geluidssystemen die harder praatten dan meningen in Nederland. Mensen dansten, lachten, aten, dronken. Taxi’s waren schaars. Parkeerplekken een illusie.
Hij dacht aan de gesprekken in Nederland. Aan de bezorgde blikken. Aan de analyses. En hij vroeg zich af: waar is die armoede waarover men zo zeker spreekt?
Hij zag geen leegte. Hij zag consumptie. Hij zag uitgaven. Hij zag volle tafels, volle zalen, volle agenda’s.
Maar ergens knaagde het. Misschien zat armoede niet in wat hij zag, maar in wat hij niet zag. Niet in december, maar in februari. Niet in feesten, maar in rekeningen. Niet in geluid, maar in stilte.
Terwijl hij vaststond in het verkeer, raam open, muziek van drie richtingen tegelijk, besefte hij het: Suriname is geen arm land in rust — het is een complex land in beweging.
En misschien is de grootste schok niet dat er armoede is, maar dat ze zich zo goed weet te verbergen achter feestverlichting.
