Bij elke regeringswissel gebeurt er iets merkwaardigs. Ministers stappen het bordes op, zwaaien vriendelijk naar het volk, en vergeten op slag alles wat ze gisteren nog wisten. Dossiers? Nooit gezien. Beloften? Verkeerd begrepen. Kritiek van toen? Dat was in een andere tijd, onder een andere maan, met andere cijfers.
Het lijkt haast een officiële aandoening: politiek selectief geheugenverlies. Alleen de fouten van de vorige regering zijn kraakhelder te herinneren. Alles wat men zelf ooit riep vanuit de oppositie, verdwijnt spoorloos in een la zonder sleutel. “De staatskas is leeg”, zegt men dan verbaasd, alsof men niet jaren heeft meegekeken in dezelfde kas.
Hoe komt dat? Simpel. Herinneringen zijn lastig wanneer ze verantwoordelijkheid met zich meebrengen. Wie zich alles herinnert, moet uitleg geven. Wie vergeet, kan opnieuw beginnen — liefst met dezelfde beloften, maar in een nieuw jasje.
En het volk? Dat wordt geacht wél een goed geheugen te hebben. Belastingen herinneren, offers brengen, geduld tonen. Maar vragen naar eerdere uitspraken wordt gezien als lastig, negatief of “niet constructief”.
Zo draait het systeem soepel door: regeringen wisselen, woorden vervagen, fouten verjaren razendsnel. Alleen de rekening blijft hardnekkig aanwezig. Misschien is dát het enige geheugen dat nooit selectief lijkt te zijn.
