Inflatie op papier, pijn in het dagelijks leven

Op papier lijkt het misschien “mee te vallen”: de inflatie in november bedraagt 11,6 procent. Een cijfer, netjes afgerond, deze week gepubliceerd door het Algemeen Bureau voor de Statistiek. Maar voor de gewone burger voelt dit geen moment als een statistiek. Het voelt als elke dag opnieuw rekenen, schrappen en kiezen wat vandaag nĂ­Ă©t kan. 

Voor de burger betekent deze inflatie vooral dat het leven structureel duurder is geworden, zonder dat het inkomen in hetzelfde tempo meegroeit. Boodschappen worden elke maand iets minder in de tas. Huur, stroom en water drukken zwaarder op het gezinsbudget. Zorgkosten en vervoer zijn geen luxe, maar noodzaak – en juist daar zitten forse prijsstijgingen.

Wat het extra wrang maakt, is dat inflatie gemiddeld wordt berekend. Sommige producten dalen licht in prijs, maar andere zijn met tientallen, soms honderden procenten gestegen. De burger voelt vooral die uitschieters. Niemand eet “gemiddelden”; men betaalt concrete prijzen aan de kassa. 

Het gevolg is stille stress. Mensen stellen reparaties uit, schuiven medische zorg vooruit en teren in op spaargeld – als dat er nog is. Inflatie betekent voor de burger niet alleen minder koopkracht, maar ook minder zekerheid. 

En zolang beleid vooral naar cijfers kijkt en niet naar het dagelijks leven, blijft die kloof groeien.

error: Kopiëren mag niet!