In het Surinaamse politieke geheugen staat het moment nog scherp gegrift: de periode waarin toenmalig minister Van Dijk‑Silos openlijk aandrong op het ontslag van de procureur-generaal (PG). De inzet was hoog. De vraag was simpel maar beladen: op grond waarvan kan een PG worden ontslagen in een rechtsstaat?
Volgens Mahinder Jogi van de VHP was die grond er niet. Hij benadrukte destijds dat een PG geen politieke pion is, maar een constitutioneel beschermde functionaris. Ontslag kan niet gebaseerd zijn op onvrede, politieke druk of persoonlijke verschillen, maar uitsluitend op zwaarwegende juridische criteria die zorgvuldig moeten worden getoetst.
De poging van Silos strandde dan ook. Niet omdat de macht ontbrak, maar omdat het recht niet meeboog. Het was een zeldzaam moment waarin instituties sterker bleken dan politieke wil. Ironisch genoeg keerde het tij later: Silos zelf werd uiteindelijk ontslagen. Daarmee kreeg de geschiedenis een wrange symboliek. Wie het recht probeerde te forceren, werd uiteindelijk door het systeem ingehaald.
Jogi’s commentaar raakt de kern van de zaak. Deze episode toont aan hoe kwetsbaar de scheiding der machten kan zijn, maar ook hoe essentieel die is. Het gaat niet om personen, maar om precedenten. Vandaag een PG, morgen een rechter, overmorgen elke ambtenaar die niet meebeweegt.
De les is ongemakkelijk maar helder: in een democratische rechtsstaat is macht tijdelijk, maar het recht moet standhouden. Zodra politieke frustratie de plaats inneemt van juridische onderbouwing, verliest niet alleen een minister zijn gezag, maar verliest het land zijn kompas.

