Voor veel gezinnen is Kerst geen tijd van volle tafels en fonkelende cadeaus. Het is een periode van rekenen, delen en hopen dat het genoeg is. In kleine huizen, soms met een enkele lamp die flikkert, wordt toch een kerstliedje geneuried. Niet omdat alles goed is, maar omdat samen zijn nog altijd kracht geeft.
Neem het gezin van Marcia in Latour. Met drie kinderen en een onregelmatig inkomen is luxe ver weg. Toch staat er op kerstavond een eenvoudige maaltijd op tafel: rijst, kip en een zelfgemaakte salade. De kinderen hebben één cadeau per persoon, zorgvuldig uitgezocht op de markt. “Het gaat niet om hoeveel”, zegt Marcia, “maar om dat we bij elkaar zijn.”
Haar woorden dragen het gewicht van een jaar vol zorgen.
Solidariteit maakt hier het verschil. De buurvrouw bracht een cake, een kerkgenoot doneerde speelgoed, een oom deelde zijn elektriciteit toen de meter leeg was. Kleine gebaren, groot van betekenis. In zulke momenten wordt Kerst tastbaar: niet als feest van overvloed, maar als oefening in menselijkheid.
Misschien leert Kerst zonder luxe ons iets essentieels. Dat warmte niet uit spullen komt, maar uit handen die elkaar vinden. En dat hoop soms precies daar ontstaat waar het minst te verdelen valt—behalve liefde.

