Tegen het einde van dit jaar staat CARICOM voor een van de ernstigste interne verdeeldheden in decennia. De regering-Trump heeft de militaire en economische druk op het bewind van Nicolás Maduro in Venezuela opgevoerd. Terwijl enkele lidstaten zich uit veiligheidsoverwegingen nauwer hebben aangesloten bij Washington, blijft de meerderheid terughoudend. Die houding wordt niet alleen bepaald door diplomatie, maar vooral door de gezamenlijke historische ervaring van het Caribisch gebied met externe macht, interventie en controle.
Voor Caribische samenlevingen is buitenlandse militaire aanwezigheid geen abstract beleidsvraagstuk. Zij is onlosmakelijk verbonden met een lange geschiedenis van koloniale overheersing, dwangarbeid, militaire bezetting en economische uitbuiting. Van slavernij en plantage-economieën tot Amerikaanse bezettingen in Haïti en de Dominicaanse Republiek, en Koude Oorlog-interventies in Grenada: externe macht kwam zelden als bescherming, maar vaak als overheersing. Deze collectieve herinnering beïnvloedt tot op heden publieke opinie en leiderschap binnen CARICOM.
Toch kiezen sommige landen voor nauwere samenwerking met de VS. Trinidad en Tobago is onder premier Kamla Persad-Bissessar uitgegroeid tot een prominente veiligheidspartner, met onder meer militaire toegang, gezamenlijke oefeningen en Amerikaanse aanwezigheid. Ook Guyana ondersteunt sinds augustus 2025 Amerikaanse inzet, mede vanwege grensdreigingen vanuit Venezuela. In beide gevallen botst deze koers met een nationale identiteit die is gevormd door anti-imperiale strijd en wantrouwen jegens buitenlandse macht.
Buiten CARICOM zien we soortgelijke spanningen. Panama en de Dominicaanse Republiek werken samen met Washington, maar roepen daarmee herinneringen op aan eerdere Amerikaanse controle en interventies. Tegelijkertijd verzetten landen als Antigua en Barbuda en Dominica zich fel tegen deze ontwikkeling. Hun leiders waarschuwen dat militaire druk de regio kan destabiliseren en moeizaam verworven soevereiniteit kan ondermijnen.
De Zone van Vrede-doctrine, vastgelegd in de Verklaring van Havana (1979), was juist bedoeld om het Caribisch gebied te beschermen tegen imperialistische rivaliteit en militarisering.
De huidige crisis dwingt de regio tot een fundamentele keuze: blijft zij trouw aan dit principe, of glijdt zij af naar een Zone van Onzekerheid waarin externe krachten opnieuw de toon zetten?
