Wanneer het leven zwaar wordt en zekerheden wegvallen, grijpen mensen vaak terug op wat hen diep van binnen houvast geeft: geloof, familie, cultuur en gemeenschap. In tijden van economische onzekerheid, ziekte of verlies blijken dit geen abstracte begrippen, maar levende ankers die mensen overeind houden.
Voor velen begint die kracht bij het geloof. Een kort gebed in de vroege ochtend, een kaars die wordt aangestoken voor een ziek familielid, of samen zingen in de kerk of moskee. Niet omdat daarmee alle problemen verdwijnen, maar omdat het geloof rust biedt. Het geeft mensen het gevoel dat zij niet alleen dragen wat te zwaar lijkt om alleen te dragen. “Mi e taki Gado, mi e go doro,” zegt een oudere vrouw op het erf: ik vertrouw op God, en ga door.
Familie speelt daarbij een even grote rol. In moeilijke tijden schuiven gezinnen letterlijk dichter naar elkaar toe. Grootouders die inspringen voor kleinkinderen, broers en zussen die maaltijden delen wanneer het geld opraakt, tantes die met raad en daad bijstaan. Aan de eettafel, met eenvoudige gerechten die volgens oude recepten worden bereid, wordt niet alleen gegeten, maar ook moed doorgegeven.
Cultuur en traditie versterken dat gevoel van verbondenheid. Muziek, verhalen en rituelen herinneren mensen eraan wie zij zijn en waar zij vandaan komen. Een kawina-ritme op de radio, een winti-pré of een herdenkingsritueel kan verdriet omzetten in kracht. Het verleden wordt zo een bron van veerkracht voor het heden.
Ook de gemeenschap is onmisbaar. Buren die elkaar helpen, een collecte voor een zieke dorpsgenoot, of simpelweg samen praten op straat. In die kleine gebaren schuilt een grote waarheid: samen is het lijden lichter.
In moeilijke tijden blijkt dat geloof, cultuur en traditie geen luxe zijn, maar levenslijnen. Ze maken mensen niet rijker in geld, maar wel sterker in hart en geest.
