Minister David Abiamofo van Natuurlijke Hulpbronnen stelt dat onze wegen geen Formule-1-racebanen zijn. Daar heeft hij deels gelijk in. Toch verklaart dat niet waarom maandelijks gemiddeld zo’n 35 elektriciteitsmasten worden aangereden. De echte oorzaak ligt dieper en begint bij ruimtelijke planning uit het verleden — én het blijven herhalen van die fouten vandaag.
Volgens een wegenexpert die wij spraken, hoort een elektriciteitsmast in principe minstens 3 tot 5 meter van de rijbaan te staan, afhankelijk van wegtype, snelheid en bermbreedte. “Op hoofdwegen met hogere snelheden moet die afstand zelfs groter zijn”. zegt hij. “Zo creëer je een veiligheidszone voor uitwijkmanoeuvres, pechgevallen en menselijke fouten.”
In Suriname staan veel masten echter pal langs de weg. Soms zó dichtbij dat één stuurcorrectie genoeg is om een botsing te veroorzaken. Dat is geen kwestie van roekeloos rijgedrag alleen, maar van ontwerp. Decennia geleden werd niet voorzien dat het wagenpark explosief zou groeien. Dat is begrijpelijk. Wat minder te begrijpen is, is dat diezelfde fout vandaag nog steeds wordt gemaakt.
Ook bij recent aangelegde of geasfalteerde wegen zien we masten gevaarlijk dicht op het asfalt. “Dat is geen gebrek aan kennis”, stelt de expert. “Het is een gebrek aan vooruitdenken.”
Zolang infrastructuur wordt gepland zonder toekomstvisie, blijven masten vallen — en betalen burgers de prijs.
