In Suriname spreken we over dak- en thuislozen: mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het woord klinkt administratief, bijna afstandelijk. Maar achter die term schuilt een harde realiteit. Het zijn mannen en vrouwen die slapen waar het kan, leven van dag tot dag en voortdurend moeten vechten tegen onzekerheid, schaamte en onzichtbaarheid.
Wat regeringen vaak niet begrijpen, is dat een dak boven je hoofd geen luxe is, maar een basisvoorwaarde om mens te kunnen zijn. Zonder een vaste plek is het bijna onmogelijk om werk te vinden, kinderen naar school te sturen, medische zorg te krijgen of zelfs een identiteitsbewijs te behouden. Alles begint bij een veilige plek om ’s avonds je hoofd neer te leggen.
Beleid richt zich te vaak op tijdelijke opvang of snelle oplossingen. Een nacht onder een afdak of een matras in een overvolle zaal lost het probleem niet op. Het verplaatst het slechts. Dakloosheid is geen individuele mislukking, maar een sociaal falen. Het is het gevolg van armoede, werkloosheid, gezinsproblemen en een woningmarkt die steeds onbereikbaarder wordt.
Een mens heeft eerst stabiliteit nodig voordat hij verantwoordelijkheid kan dragen. Wie echt wil dat mensen weer meedoen in de samenleving, moet beginnen bij het fundament: een huis, een adres, een thuis. Pas dan kan herstel beginnen.

