In vele landen maakt men zich zorgen over de mentale gezondheid van jongeren en men legt vaker de relatie met onderwijs en sociale media. Met mentale gezondheid doelt men op de mate waarop jongeren zich goed voelen en tevreden zijn over hun leven en de afwezigheid van angst, depressie en onzekerheden.
We zijn bijna aan het einde van 2025 en de voorbije twaalf maanden zag je het telkens opnieuw gebeuren. Er is onrust over jongeren en hun mentale gezondheid, iemand wees naar sociale media, en voor je het wist lag er een voorstel op tafel dat vooral één ding beloofde: Een leeftijdsgrens. Een verbod. Een duidelijke boosdoener. Dat patroon is niet nieuw. In Europa vindt men dat ouders een mobieltje moeten geven aan een kind als die 14 jaar is en niet eerder. Australië is vanaf mei 2025 het eerste land ter wereld met een social mediaverbod voor jongeren onder de zestien jaar. Dat betekent dat zij bijvoorbeeld geen account meer mogen maken op Facebook, Instagram, Snapchat, Threads, TikTok, X, YouTube en Reddit. In India heeft de regering besloten TikTok te verbieden. In de USA bestaat eveneens consensus onder ouders, van links tot rechts, dat social media slecht zijn voor hun kinderen.
Echter, de wetenschappelijke basis voor zo’n verbod voor jongeren tot 14 jaar is ook niet aangetoond. Met het verbod wil Australië kinderen beschermen tegen misinformatie en cyberpesten. Daarnaast hoopt de regering te voorkomen dat kinderen mentale en fysieke problemen krijgen door overmatig sociale mediagebruik. Het grote probleem met sociale media is dat ze algoritme-gedreven zijn. Dat zorgt ervoor dat ze extreem verslavend zijn en je alleen de dingen te zien krijgt die je leuk vindt of bij jouw wereldbeeld passen. Voor jongeren is dat natuurlijk extreem gevaarlijk, omdat je wil dat ze op betrouwbare plekken hun informatie halen.
Ook in Suriname gaan regelmatig stemmen op voor zo’n verbod. De vraag is wat doen wij in Suriname?
We weten inmiddels dat social media een verslaving is voor de massa, de opkomst van extreemrechts, waarmee een handjevol mensen (groepen, minderheid) mensen hersenspoelen. Ook zien we dat social media van invloed is op de lokale politiek en geopolitieke tegenstanders. We hebben inmiddels ook ervaren in Suriname dat dankzij social media ook verkiezingsresultaten kunnen worden beïnvloed. Men roept om beleid, men roept om wet- en regelgeving, die social media voor kinderen verbiedt en ouders roeren zich met de vraag wat is wijs voor hun kinderen?
Moeten de mobieltjes op school wel of niet worden verboden?
De wetenschap vraagt zich af of het mentaal probleem bij de jongeren alleen te verklaren is door social media gebruik? Het probleem met dat eenvoudige verhaal is niet alleen dat het onvolledig is. Het verschuift ook verantwoordelijkheid. Als sociale media het probleem zijn, hoeven we het minder te hebben over een mogelijke toename van prestatiedruk.
Dan hoeven we het minder te hebben over ongelijkheid, over armoede, over de onzekerheid waarmee ouders vandaag opvoeden, of over een jeugdzorg die structureel onder druk staat. Wanneer de nadruk ligt op “jongeren praten te veel over mentale gezondheid”, ligt de impliciete conclusie voor de hand: extra zorg is misschien niet nodig. Wanneer sociale media als dé oorzaak worden gepresenteerd, lijkt een verbod plots daadkrachtig beleid. Maar wat verdwijnt, is de vraag wat zulke maatregelen níét oplossen. Ze verkleint ongelijkheid niet. Ze versterkt geen relaties tussen jongeren, ouders en school. En ze leert jongeren ook niet omgaan met een digitale wereld die niet verdwijnt zodra ze, veertien, zestien of achttien worden. Dat betekent niet dat regulering zinloos is, of dat leeftijdsgrenzen per definitie verkeerd zijn. Het punt is subtieler, en precies daarom moeilijker te verkopen.
Wanneer één maatregel wordt gepresenteerd als oplossing voor een complex probleem, dreigen we andere, minstens even relevante oorzaken structureel uit beeld te duwen. Dat is geen detail. Dat bepaalt waar middelen naartoe gaan, welke professionals ondersteund worden, en welke jongeren uiteindelijk hulp krijgen. Wie de discussies van de voorbije jaren naast elkaar legt, ziet vooral wat níét veranderd is. De evidentie is rijker geworden.
De nuance is scherper. Maar de neiging om complexe problemen te beantwoorden met eenvoudige verhalen is gebleven en zal wellicht blijven. Misschien zelfs sterker dan ooit.
Terwijl adviezen oproepen tot context, differentiatie en samenhang, worden beleidsantwoorden zichtbaarder, sneller en eenvoudiger. Ook vaak omdat wij dit wellicht verwachten. De vraag is dus niet of social media een rol spelen. Dat doen ze.
De vraag is waarom we telkens opnieuw doen alsof ze het hele verhaal zijn. Wie het jongerenwelzijn echt ernstig neemt, zal het ongemak van complexiteit moeten verdragen. Niet alles wat belangrijk is, laat zich vangen in een verbod. En niet elk probleem wordt kleiner wanneer we het eenvoudiger voorstellen dan het is. Met het beschermen van kinderen zijn we er nog lang niet. Het zijn immers vooral de vele telefoonverslaafde volwassen die onze democratie gijzelen. Kinderen hebben ook recht op informatie en recht op het geven van hun mening, zeker als het over hen gaat.
Het valt op dat vooral óver kinderen wordt gepraat en niet mét hen. Ook privacy is een probleem, want willen we wel dat hun (en onze) leeftijd bekend is? Een verbod is vooral een “makkelijke knop” voor regeringen. Maar uiteindelijk pak je de oorzaak niet aan? Zo is cyberpesten vaak een verlenging van pesten in de fysieke wereld. Ook de problemen met algoritmes en gevaarlijke content zitten nog steeds ingebakken bij de sociale mediabedrijven.
Hoe kan het dan wel beter? Daar zijn de deskundigen het eigenlijk wel over eens. Ten eerste strengere handhaving op sociale mediabedrijven. Die moeten bijvoorbeeld hun algoritmes openbaar maken en strenger monitoren op schadelijke inhoud. We zouden als samenleving veel meer moeten kijken naar wat voor rol we willen dat digitale media in ons leven speelt: van kind tot volwassen. Decennialang groeiden generaties op in een relatief stabiel tijdperk: een tijd van overvloed, voorspelbaarheden vanzelfsprekende welvaart.
Maar de wereld van nu waarin onze jongeren volwassen worden, zal fundamenteel anders zijn. We treden een tijdperk binnen van toenemende schaarste, verhardende geopolitieke verhoudingen en steeds frequentere klimaatveranderingen. Het is de nieuwe realiteit, niet de logica van gisteren, waar het onderwijsjongeren op moet voorbereiden. Dit vraagt van politici, beleidsmakers en onderwijsleiders een andere aanpak voor de integrale herinrichting van ons jeugdbeleid.
Henry Ori
