In de Surinaamse politiek functioneert bedrog helaas vaak als een effectief machtsmiddel. Niet omdat het ethisch te verdedigen is, maar omdat het in een fragiel politiek systeem rendement oplevert. In een samenleving waar armoede, onzekerheid en wantrouwen diep verankerd zijn, wordt hoop een waardevolle valuta. Politici die die hoop voeden met halve waarheden of onhaalbare beloften, winnen tijd, steun en stemmen.
Bedrog floreert vooral waar transparantie tekortschiet en instituties zwak zijn. Wanneer controlemechanismen falen en politieke verantwoordelijkheid zelden consequenties heeft, loont misleiding. Burgers weten vaak dat beloften niet realistisch zijn, maar kiezen toch voor geloof—uit noodzaak, niet uit naïviteit. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: teleurstelling leidt tot cynisme, cynisme tot lage verwachtingen, en lage verwachtingen maken nieuw bedrog opnieuw mogelijk.
Voorbeeld
Tijdens verkiezingen worden grootschalige sociale hervormingen aangekondigd, terwijl de staatskas leeg is en schulden oplopen. Na de verkiezingen volgt steevast dezelfde uitleg: tegenvallers, internationale druk of fouten van voorgangers. Het oorspronkelijke bedrog verdwijnt naar de achtergrond en wordt vervangen door nieuwe verklaringen.
Bedrog is daarmee geen incident, maar een structureel onderdeel van politieke overleving. Pas wanneer instituties sterker worden en burgers beter geïnformeerd en kritischer opereren, verliest dit destructieve “asset” zijn kracht.
