De junk

Wanneer je aan een Surinamer vraagt, wat een junk is, krijg je steevast als antwoord: ”Dat zijn van die vieze mannetjes die op straat op stoepen slapen en bij iedere voorbijganger bedelen. Als je deze zin op waarheid gaat toetsen dan kan je beamen dat het mannen zijn, dat ze smerig zijn en stinken, dat ze op stoepen slapen en bedelen. Zij die het netter willen definiëren zeggen dat een “junk”  iemand is die ernstig verslaafd is aan drugs, waarbij de verslaving vaak zichtbare gevolgen heeft voor het uiterlijk, zoals een verwaarloosd uiterlijk en vermagering. 

Het woord junk is een denigrerende term die afkomstig is uit het Engels (“junk” betekent “rommel” of “troep”). Hoewel “junkie” in het Engels en Nederlands wordt gebruikt voor drugsgebruikers, wordt het woord “junk” in het Engels niet specifiek voor drugsgebruikers gebruikt, maar wel als een pejoratieve (negatief, kleinerend) aanduiding. 

Meestal ontstaat een verslaving doordat iemand een middel prettig vindt. Wanneer iemand verslaafd raakt, gebeuren er meerdere dingen tegelijk; het kan zijn dat de omstandigheden van deze persoon zo zijn veranderd dat hij/zij meer behoefte krijgt aan het middel en meer gaat gebruiken. Dat komt omdat de hersenen zich bij gebruik gaan aanpassen waardoor je steeds meer gefocust raakt op het middel. Dit kan leiden tot verslaving. Als je stopt, krijg je ontwenningsverschijnselen en dat bemoeilijkt het stoppen.

Elk land heeft zijn eigen junks en elke junk heeft zijn eigen reden om uit de realiteit te stappen. Ik wil mij echter beperken tot onze Surinaamse junks.

Wat is het verhaal achter hun verval?  

De binnenlandse oorlog in Suriname (1985-1992) creëerde omstandigheden die de opkomst van drugsnetwerken stimuleerde. Waar er drugs wordt gedeald, ontstaat verslaving. De oorlog leidde tot financiële problemen bij zowel het militaire regime  als het Junglecommando. Om aan geld te komen, gingen ze zich bezighouden met illegale activiteiten, waaronder drugshandel. Er werden illegale landingsbanen in het binnenland gecreëerd om de drugs uit Colombia het land in te smokkelen. Vele Zuid- Amerikaanse landen raakten hierbij betrokken. De oorlog zorgde dus niet zozeer voor het ontstaan van drugsverslaving zelf, maar wel voor een toename van de illegale drugshandel die weer een voedingsbodem was voor verslaving. Suriname werd een belangrijk doorvoerland en verwierf daardoor in het buitenland de naam van Narcostaat.  

Vele Surinamers grepen hun kans om door middel van de drug  snel rijk te worden. Militairen, politie en douane waren de handlangers om de drugs straffeloos te vervoeren. Het hek was van de dam. 

Voormalig veiligheidsagent van Bouterse, Marcel Nelom, deed in 1994 tegenover een Nederlandse krant  een boekje open over de drugstransporten. De cocaïne werd bijvoorbeeld verpakt in vis, pompoenen en hout en verscheept of gevlogen naar Miami of Nederland. De cocaïne lag vaak opgeslagen in privé garages maar ook in loodsen van de kazerne en werd bewaakt door militairen. Dat was het begin van de verpaupering van onze defensie. 

Onze kazerne verloor daardoor haar respect, integriteit en waardigheid. Het grote geld ging naar de leiders en een habbekrats naar de koeriers. Met het grote geld werden andere criminele handelingen gefinancierd,  zoals corruptie, moord, bedreiging, afpersing, omkoping. Vooral voor  banken was de dreiging het grootst, vanwege de witwas praktijken. De Surinaamse drugshandel zorgde voor diverse slachtoffers. 

Verraad werd altijd afgestraft met de dood. Echter het meest vernietigende was dat het aantal drugsverslaafden groeide en dat is fataal voor elk land.  In een welvaartsland krijgt een junk de kans om af te kicken en is er nog hoop op een normaal leven. Maar in een onderontwikkeld land laat men ze aan hun lot over zodat ze wegteren en tenslotte op straat creperen.  

Die verslaafden hangen dag en nacht rond,  bedelen en slapen op de stoepen. Velen strijken met hun hand over hun hart en geven de junks geld of wat te eten. Echter als men het aantal junks wil terugdringen, is dit beslist niet de juiste manier. Ze zijn de samenleving tot last en hun aanwezigheid is niet bevorderlijk voor het toerisme. Bovendien verandert het gedrag van de junk negatief. De benadering door de junks was vroeger, ‘heeft u iets te eten voor mij?’ En dan waren ze blij met hetgeen je ze kon geven. 

De junk van nu vraagt niet meer maar eist. Een mevrouw reageerde  eens: ”Jij ligt de hele dag te slapen en als je honger hebt, durf je tegen mij te zeggen,’ koop een chocolade bol en een cola voor me. Jullie moeten aan het werk om je kostje zelf te verdienen.’ 

Toen drukte ze hem een bezem en vuilniszak in de hand met de opdracht het hele trottoir schoon te vegen. ‘En als je klaar bent, geef ik je 500 srd, zodat jij je eigen bol en cola kan kopen.’ De junk werd boos en schold de vrouw uit. Deze vrouw wilde zo graag zien dat deze mannen zouden stoppen met die zelfvernietiging. Ze begreep  echter niet dat herstel niet komt voor mensen die het nodig hebben, maar alleen voor mensen die het echt willen.

Niet de drug was de aanzet tot verslaving van deze mannen, maar de behoefte om aan de realiteit te ontsnappen. Daarom moeten we ons afvragen: ’Aan welke situatie wilden deze mannen zo graag ontsnappen dat ze naar drugs grepen?                                                                                          

“Addiction is the only prison where the locks are on the inside.” 

Josta Vaseur

error: Kopiëren mag niet!