In aanloop naar het staatsbezoek van koning Willem-Alexander en koningin Máxima roepen verschillende groeperingen in Suriname terecht op tot erkenning van het Nederlandse slavernijverleden. Zij vinden dat het Nederlandse staatshoofd symbolisch het “boetekleed” moet aantrekken voor de trans-Atlantische slavernij en de ontmenselijking die daarmee gepaard ging.
Maar, opvallend genoeg richt bijna niemand zich tot de andere kant van de historische keten: de Afrikaanse koninkrijken en elites die actief betrokken waren bij de jacht, verkoop en export van tot slaaf gemaakte mensen.
Volgens historisch expert dr. Alwin is die stilte problematisch. “Het Ashanti-rijk, Dahomey, Yoruba-koninkrijken en andere regionale machtsstructuren waren niet alleen slachtoffers van Europese expansie; zij waren ook leveranciers. Zij verdienden rijkdom door oorlogsbuit, ontvoeringen en interne straffen om te zetten in handelswaar voor de Atlantische markt.”
De Ashanti-staat bijvoorbeeld breidde zijn macht uit via militaire campagnes, waarbij duizenden mensen gevangen werden genomen en via kuststaten aan Europese handelaren werden verkocht. De inkomsten – goud, wapens, textiel – versterkten de interne machtspiramides en creëerden een afhankelijke handel die decennialang voortduurde.
Het Nederlandse slavernijverleden is uitgebreid gedocumenteerd: de WIC (West-Indische Compagnie), Nederlandse plantages in Suriname, Curaçao als doorvoerhaven, en de systematische exploitatie van arbeid op suiker-, koffie- en katoenplantages. Nederland heeft inmiddels schuld erkend en meerdere excuses uitgesproken. Maar volgens dr. Alwin blijft de geschiedschrijving incompleet zolang zij slechts één partij ter verantwoording roept.
“Echte heling”, zegt hij, “vereist een driehoekige waarheid: de Europese kopers, de Afrikaanse leveranciers én de Amerikaanse plantagesystemen. Als we alleen naar Nederland kijken, verliezen we de complexiteit én de gedeelde verantwoordelijkheid uit het oog.”
Het debat over erkenning en herstelbetalingen krijgt hierdoor een extra dimensie. Surinaamse groeperingen vragen terecht genoegdoening, maar de vraag blijft waarom de rol van de Afrikaanse elites – die letterlijk aan de basis stonden van de menselijke handelsketen – nauwelijks wordt benoemd.