Suriname kent een slavernijverleden

De Nederlandse koning zal over een paar dagen een officieel bezoek brengen aan Suriname. De meningen over het bezoek zijn verdeeld. De herstelbetalingen zullen ook waarschijnlijk aan de orde komen en concrete vormen van excuses voor het slavernijverleden en misschien ook het immigratieverleden. De Nederlandse staat, de steden en de handel waren nauw betrokken bij de slavenhandel wat Nederland veel opleverde. 

In verband met het bezoek van de Nederlandse koning zullen we kort terugblikken naar de slavernij en de Nederlandse rol daarin. Suriname was lange tijd een kolonie van Nederland. In 1954 kreeg het beperkt zelfbestuur, wij werden toen een land in het Koninkrijk der Nederlanden. Dit duurde tot 1975 toen we staatkundige onafhankelijkheid verwierven. Het slavernijverleden van Suriname is een belangrijk en onmisbaar onderdeel van de heftige geschiedenis van het land. Van de 17e tot de 19e eeuw werden duizenden mensen uit West-Afrika naar Suriname gebracht om te worden verkocht en onder dwang te werken als slaven. Deze tot slaaf gemaakten werden gedwongen om te werken op plantages, waar ze onder zware omstandigheden suiker, koffie en andere gewassen moesten verbouwen voor Nederlandse kolonisators. 

Vandaag de dag is het slavernijverleden van Suriname nog steeds voelbaar in de samenleving. Veel Surinamers zijn afstammelingen van slaven en het onderwerp blijft een belangrijk onderwerp van discussie en reflectie. Er zijn verschillende plaatsen in Suriname waar je meer kunt leren over het slavernijverleden van het land en de invloed ervan op de huidige samenleving.  

De slavernij begon in het Caribisch gebied met de komst van de Europese planters, die plantages voor exportproducten zoals suiker, koffie en katoen opzetten. Aanvankelijk werden de Inheemsen ingezet om onder dwang als slaaf te werken op de plantages, maar zij verzetten zich. Vanuit de Republiek der Verenigde Nederlanden brachten de West-Indische Compagnie (WIC) en private handelaren slaven uit de westkust van Afrika naar Suriname. De WIC had hierop een aantal jaren het monopolie. De private handelaren trokken zich daar weinig van aan en leverden ook tijdens het monopolie van de WIC slaven aan Suriname.

Gedurende de slavernijperiode vluchtte ongeveer tien procent van de slaven de bossen in en zij vormden hun eigen leefgemeenschappen. Het systeem van de slavernij kwam behalve door financieel-economische factoren steeds meer onder druk te staan door buitenlandse druk, de marronage, de oorlogen met de marrons en ook moreel-ethische druk van de abolitionisten die de slavernij wilden afschaffen.  

Volgens het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek werden 34,8 duizend slaven in Suriname op 1 juli 1863 formeel in vrijheid gesteld. Sommige marrons, zoals de Aukaners, hadden door verschillende verdragen, zoals het Vredesverdrag van 1760, officieel eerder de vrijheid verkregen. Op 19 september 1762 volgde de vrede met de Saramaccaners en in 1769 het vredesverdrag met de Matawai. marrons als de Aluku en de Kwinti werden door het Nederlandse opperbestuur als opstandige slaven gezien. In 1860 volgde uiteindelijk een vredesverdrag met de Aluku. De Kwinti sloten pas na 1863 een verdrag.

Interne en externe factoren leidden ertoe dat de slavernij in Suriname werd afgeschaft. Een externe factor was de afschaffing van de slavernij in de naburige Engelse en Franse koloniën en een interne factor was het wegvluchten van slaven. Zij vluchtten naar gebieden of landen waar de slavernij was afgeschaft, bijvoorbeeld naar Brits-Guiana en Frans-Guyana. Voor de afschaffing van de slavernij had men te kampen met problemen zoals marronage en achteruitgang van bepaalde plantages, die werden aangevallen.

Om de plantages voor algehele ondergang te behoeden kwam men met de opzet van het Staatstoezicht. Dit wil zeggen dat de meeste van de vrijverklaarden nog tien jaren moesten werken als loonarbeiders. Na het Staatstoezicht ging men ertoe over immigranten uit Azië als koelies te laten overkomen naar Suriname. Deze immigranten werden als contractarbeiders ingezet op de plantages. 

Op 30 juni 1863 werd de Grote Stadskerk van de Evangelische Broedergemeente in Paramaribo versierd met bloemen. De dag van de emancipatie werd ingeluid met 21 kanonschoten van Fort Zeelandia. De gouverneur had bepaald dat in alle kerken dankdiensten gehouden moesten worden. Dit zal ook in katholieke kerken het geval zijn geweest, maar hiervan zijn geen verslagen of nabeschouwingen. Hoewel de slavernij was afgeschaft, kregen de vrijgemaakten niet onmiddellijk de volledige vrijheid. Zij werden verplicht nog tien jaar lang op basis van jaarcontracten als contractarbeiders in hun district te blijven werken. Dit wordt de periode van “staatstoezicht” genoemd, waarbij de vrijverklaarden onder toezicht van een districtscommissaris van de overheid kwamen. Er werden deze periode diverse beperkingen ingesteld waardoor op deze manier de slavernij deels nog voortgezet werd. De officiële reden voor het staatstoezicht was dat deze tijd nodig zou zijn om de vrijgemaakten te leren regelmatig te werken en een zedelijk leven te leiden. Historici argumenteren echter dat eigenbelang een grotere rol speelde: men wilde allicht zo lang mogelijk verder profiteren van de zwarte arbeiders en de tijd gebruiken om vervangers te vinden. Deze werden uiteindelijk gevonden in de vorm van Hindoestaanse en Javaanse contractarbeiders. 

Ondanks het feit dat ze nu “vrij” waren, waren de voormalige slaven er tijdens het staatstoezicht slechter aan toe dan voor de emancipatie. Ze konden nu kiezen voor wie ze “wilden” werken, maar kregen voor dit werk slechts een ontoereikend loon.

Naast de verplichting te werken, nam de regering ook meerdere maatregelen om te verhinderen dat de vrijgemaakten zich aan het veldwerk zouden onttrekken, of bezit zouden vergaren. Zo mochten zich enkel met toestemming van het koloniale en plantersgezag verplaatsen. Na het Staatstoezicht kwamen de immigranten en ziet het land eruit zoals het nu eruit ziet. 

In deze context moet het bezoek van de koning ook worden gezien. 

error: Kopiëren mag niet!