Dank u, o grote weldoeners van het volk!

Wat een eer om burger te zijn in een land waar de overheid ons dagelijks haar grenzeloze goedheid schenkt! Wij, nederige stervelingen, mogen in vervoering raken wanneer de stroom – na uren duisternis – plotseling terugkeert, alsof Mozes persoonlijk het licht aansteekt. “Halleluja”, roepen we, want de EBS heeft ons vergeven dat we bestaan.

En ja, laten we vooral niet vergeten: elke keer dat een ambtenaar zijn stoel uitkomt of een minister een lint doorknipt, is dat geen werk — dat is een offer. Een daad van barmhartigheid richting dat lastige volk dat hen betaalt uit, o ironie, hun eigen zweet. De belastingbetaler, dat ondankbare schepsel, dat denkt dat hij recht heeft op dienstverlening! Wat een brutaliteit.

De boer die zwoegt in de zon, de ambtenaar die ploetert, de arbeider die spaart — allemaal figuranten in het nationale theater van “Kijk hoe goed wij voor jullie zijn.” En als iets niet werkt? Ach, overmacht! God zelf heeft het zo gewild.

Wat men vergeet te zeggen: plicht is geen gunst. Maar hé, dat verkoopt niet lekker bij de lintjes, toespraken en selfies. Dus, Suriname, laten we dankbaar blijven. Niet omdat ze hun werk doen, maar omdat ze ons doen vergeten dat het hun werk ís.

error: Kopiëren mag niet!