Diep in het binnenland, waar ooit alleen het gezang van vogels en het geruis van bladeren klonk, hangt nu een stilte die onheilspellend is. Het Surinaamse regenwoud — onze trots, onze longen, onze schatkamer — wordt langzaam verstikt door menselijke haast en kortetermijnwinst. Waar bomen eeuwen stonden, gapen nu wonden in het landschap.
Illegale goudwinning heeft rivieren veranderd in modderige littekens. Kinderen in dorpen drinken water dat naar olie en kwik smaakt. Vissers komen terug met lege handen. De grond die generaties voedde, wordt nu vergiftigd door beslissingen die vaak duizenden kilometers verder worden genomen, of door mensen die denken in tonnen goud, maar niet in de waarde van een leven.
Het drama zit niet alleen in de bulldozers die bomen neerhalen, maar in de gemeenschappen die hun toekomst verliezen. In de grootmoeder die zegt dat de rivier niet meer dezelfde geest heeft. In de jonge vader die zijn dorp verlaat omdat jacht- en landbouw niet langer genoeg opleveren om zijn kinderen te voeden.
Suriname bezit een van de laatste stukken onaangetast regenwoud ter wereld. De vraag is hoe lang nog. Want als het regenwoud zwijgt, verliest niet alleen Suriname iets — de wereld verliest een stem die wij niet kunnen vervangen.