Op de avond van een religieus Srefidensi-evenement stond de MC met trotse borst op het podium. De man had zijn moment: microfoon in de hand, spotlight op het gezicht, en het plein vol toegewijde aanwezigen. Alles ging goed… totdat hij in herhaling viel als een kapotte cd-speler uit de tijd van onze grootouders.
“WIJ MOGEN ONS LAND NIET UITSCHELDEN!” riep hij.
Drie minuten later opnieuw: “Mensen, scheld Suriname niet uit!”
Tien minuten later: “Ik herhaal: scheld ons land niet uit!”
En het publiek keek elkaar aan met een blik van: Brada… wie doet dat dan?
Want niemand scheldt Suriname uit. Nooit. Surinamers hebben juist een bijna religieuze liefde voor hun land. Wat mensen wél doen, is kritiek leveren op politici — van toen, van nu, van morgen — die het land hebben verknoeid, leeggehaald of verkland. Maar de MC dacht blijkbaar dat elke kritische noot bedoeld was voor Moeder Sranan zelf.
Misschien durfde hij die nuance niet te benoemen, bang dat zijn microfoon onmiddellijk zou worden afgepakt en hij zou verdwijnen achter het decor tussen de vlaggetjes en bloemenbogen.
Het ironische is: het volk verdedigt Suriname elke dag. Het enige waar ze tegen schreeuwen, is het wangedrag van degenen die zeggen het land te dienen.
De MC had dat beter óók kunnen begrijpen — of gewoon één keer zeggen, in plaats van vijftien.