Het Haïtiaanse paspoort draagt trots de woorden Communauté Caribéenne. In theorie symboliseert dat regionale verbondenheid, solidariteit en vrij verkeer binnen de Caribische familie. Maar in de praktijk is Haïti een lid dat altijd buiten de deur lijkt te staan. Terwijl CARICOM-landen elkaars burgers doorgaans vrij laten reizen, geldt voor Haïtianen bijna overal een visumplicht — streng, restrictief en vaak ontmoedigend.
Suriname vormt daarop helaas geen uitzondering. Ondanks gesprekken over regionale integratie wordt de grens voor Haïtianen gesloten gehouden. De angst voor ongereguleerde migratie, economische druk en sociale uitdagingen maakt dat landen kiezen voor defensieve reflexen in plaats van gezamenlijke oplossingen. Het resultaat: een Caricom-burger die nergens echt welkom is.
Opmerkelijk is dat slechts één land wél de deur op een kier houdt: Grenada. Een klein eiland dat begrijpt dat menselijke mobiliteit niet enkel een veiligheidskwestie is, maar ook een kwestie van waardigheid.
Dit beleid legt een pijnlijke contradictie bloot. Hoe kun je “één gemeenschap” claimen terwijl één lid structureel wordt uitgesloten?
Als Caricom werkelijk staat voor samenwerking, dan moet het ook de verantwoordelijkheid nemen voor de kwetsbaarste onder zijn leden — niet enkel in woorden, maar in beleid dat realiteit durft te worden.