In Suriname zien we elke dag dat politiek minder draait om idealen en meer om wat op dat moment uitvoerbaar is. Regeringen starten vaak met grote plannen, maar worden meteen ingehaald door de werkelijkheid. Dat klinkt teleurstellend, maar het laat ook zien hoe ingewikkeld het is om een land te besturen dat kampt met financiële tekorten, hoge schulden en een ongeduldige samenleving.
Een duidelijk voorbeeld is het beleid rond brandstofprijzen. Politici beloven betaalbare benzine, maar zodra de internationale prijs stijgt of het Internationaal Monetair Fonds extra voorwaarden stelt, worden die idealen opzij geschoven. De regering kiest dan voor het minst pijnlijke scenario, niet omdat ze dat wil, maar omdat de staatskas weinig ruimte laat.
Een tweede voorbeeld zien we bij infrastructuurprojecten. Nieuwe wegen, bruggen en scholen worden vaak aangekondigd, maar in de praktijk worden projecten aangepast of vertraagd omdat geldstromen vastlopen of aannemers niet betaald kunnen worden.
Het ideaal van snelle ontwikkeling maakt dan plaats voor wat in de praktijk wel werkt: “Wat kunnen we nú afmaken met wat we hebben?”
Daarom draait politiek in Suriname uiteindelijk om wat werkt. Niet om de mooiste woorden, maar om de keuzes die vandaag haalbaar zijn. Het volk voelt dat dagelijks en verwacht dat politici hun idealen vertalen naar echte oplossingen.