De recente oproep van president Jennifer Geerlings-Simons om alle gestolen staatsgelden terug te brengen krijgt brede ondersteuning. Het klinkt nobel, het klinkt rechtvaardig — en het is precies wat het land nodig heeft na jaren van financiële roof, corruptie en misbruik van publieke middelen. Maar wie de geschiedenis van Suriname kent, weet dat rechtvaardigheid nooit selectief mag zijn.
Als de president vandaag vraagt om geld terug te brengen, dan moet die oproep gelden voor alle perioden van plundering. Niet alleen de fouten van politieke tegenstanders, maar ook die van vrienden en bondgenoten. En zeker ook de periode 2010–2020, toen zij zelf voorzitter was van De Nationale Assemblée. Dat was een tijdperk van ongekende landsravage: verdwenen staatsgelden, dubieuze leningen, de mega-roof bij de moederbank en politieke stiltes die harder klonken dan elke proteststem.
Surinamers zijn niet vergeten. En als de oproep vandaag beperkt blijft tot wat politiek handig is, dan zal ook de herinnering aan deze president selectief zijn. Integriteit meet je niet in delen — het is alles of niets.
Het land snakt naar herstel. Maar dat herstel begint alleen wanneer alle verantwoordelijken, uit elke politieke hoek, zonder uitzondering rekenschap moeten afleggen. Alleen dan verandert een mooie oproep in echte rechtvaardigheid.