Rajendre Khargi is nu officieel Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau. Een prachtige onderscheiding, een koninklijk gebaar — en tegelijk een diplomatiek moment waarop heel Paramaribo even stil stond en dacht: “Ehm… wacht, hoe zit dit precies?”
Want laten we eerlijk zijn: Khargi was altijd in hart, tongval én paspoort een Nederlander. Alleen om ambassadeur van Suriname te worden, moest hij dat feloranje document even inruilen voor het rood-groen-geel van ons. Dat noemen we in Suriname: tijdelijk van uniform wisselen om de wedstrijd te mogen spelen.
En nu? Nu haalt Nederland hem weer binnen alsof hij nooit is weggeweest. De koning riddert hem niet zomaar; het voelt bijna alsof hij liefdevol zegt:
“Welkom terug, jongen. Wij wisten al die tijd dat je van ons was.”
Is het een klap voor Suriname? Nee… eerder een subtiel, diplomatiek schouderklopje dat een beetje pijn doet. Alsof Nederland zegt:
“Jullie hebben hem ontslagen, maar wij waarderen hem wél.”
In de menselijke realiteit blijft Khargi gewoon iemand die probeerde bruggen te bouwen tussen twee landen die elkaar soms liever corrigeren dan complimenteren.
En dat maakt dit verhaal minder politiek — en vooral heel menselijk.