Wie van het land steelt, rooft van 600.000 zielen

Een menselijke blik op een hardnekkige Surinaamse werkelijkheid

Er gaat in Suriname een gezegde rond dat iedereen kent: ā€œBij God en in Suriname is alles mogelijk.ā€ Het klinkt bijna grappig, maar wie goed luistert, hoort de pijn erachter. Die uitspraak is niet zomaar ontstaan. Ze is geboren uit decennia waarin Surinamers keer op keer hebben gezien dat niet vreemden, niet kolonisatoren, maar eigen mensen uit eigen land stelen — van de bodem, van de begroting, van de toekomst.

En dat wringt. Want ā€œhet landā€ klinkt als een abstract begrip, maar in werkelijkheid is het niets anders dan 600.000 mensen met dromen, behoeftes en rechten. Wie een concessie manipuleert, een stuk grond wegsluist of miljoenen uit de staatskas laat verdwijnen, berooft dus niet ƩƩn individu, maar een halve miljoen burgers. 

Elk sjoemelproject, elke verdwenen container, elke creatief geschreven resolutie, treft een kind dat nog naar school moet, een zieke die op medicijnen wacht, een moeder die hoopt op betaalbare stroom.

Toch behandelt ons rechtssysteem die daden alsof het gaat om kleine, individuele misdrijven. De straf voor iemand die ƩƩn persoon besteelt, is vrijwel gelijk aan de straf voor iemand die 600.000 personen tegelijk tekortdoet. Dat voelt niet alleen onrechtvaardig, het is mensonterend.

Surinamers zeggen vaak: ā€œA no so mus’ go.ā€ En dat klopt. Als we werkelijk geloven dat dit land van ons allemaal is, dan moet het recht eindelijk weerspiegelen wat moreel al lang duidelijk is: wie van het land steelt, steelt van iedereen. Dat vraagt om zwaardere straffen, strengere normen en vooral meer respect voor het feit dat Suriname geen geldmachine is — maar een gemeenschap van mensen, elk even waardevol.

Misschien wordt het tijd dat het oude gezegde herschreven wordt.

Niet: ā€œAlles is mogelijk.ā€

Maar: ā€œNiet alles mag meer.ā€

error: Kopiƫren mag niet!