De stilte van de Troon – Een koninklijke schuld op Surinaamse grond

Wanneer koning Willem-Alexander Suriname bezoekt, rust er meer op zijn schouders dan ceremoniële waardigheid. Hij draagt de last van een geschiedenis die met bloed en tranen is geschreven. De slavernij, die Nederland eeuwenlang rechtvaardigde als “beschaving” en “handel”, was in werkelijkheid niets minder dan georganiseerde barbarij — een systeem gebouwd op moord, roof, verkrachting en mensonterende onderdrukking.

Mannen, vrouwen en kinderen werden van hun land en identiteit beroofd, verkocht als bezit, geslagen tot gehoorzaamheid en gedwongen tot arbeid onder verzengende zon en wrede tucht. De zweep, het vuur en de ketting waren de instrumenten waarmee Nederland zijn rijkdom vergaarde. Terwijl plantage-eigenaren dineerden in luxe, stierven duizenden Afrikaanse en inheemse lichamen op Surinaamse grond — hun bloed vermengd met de aarde waarop nu de koning zal staan.

Wat men toen beschaving noemde, was in wezen een beschamende roofzucht, verpakt in religie en macht. De zogenaamde “orde” was niets meer dan de stilte van angst, de schijn van vrede die rustte op ontmenselijking.

Daarom is het niet alleen symbolisch, maar moreel noodzakelijk dat koning Willem-Alexander zijn excuses aanbiedt — niet als gunst, maar als plicht. Met dezelfde moed waarmee zijn voorouders oorlogen voerden en volkeren onderwierpen, moet hij nu de moed tonen om schuld te erkennen.

Dat eerdere koninklijke bezoeken dit nalieten, komt voort uit een diepgeworteld koloniaal denken — bestuurders die zichzelf zagen als “onderdanen van de kroon” en niet als vertegenwoordigers van een vrij volk.

Vandaag is het moment voor de koning om de stilte te doorbreken. Op Surinaamse bodem, waar het menselijk lijden ooit klonk als een roep naar gerechtigheid, kan vergeving pas beginnen wanneer erkenning eindelijk wordt uitgesproken.

error: Kopiëren mag niet!