Een menselijk portret van Venetiaan als denker, waarschuwende staatsman en leraar van principes.
Er was iets onwrikbaar eerlijks aan Ronald Venetiaan — een man die niet vreesde om de waarheid zacht maar scherp te formuleren. In een besloten partijvergadering waarschuwde hij ooit voor de groeiende invloed van geldschieters in de politiek. “Sommige van hen zijn als Tarantula’s,” zei hij. “Hun webben reiken tot in de harten van onze partijen.” Het beeld was krachtig en huiveringwekkend: spinnen die alles verstrengelden wat ooit zuiver was.
Venetiaan begreep als geen ander dat macht zonder grenzen gevaarlijk is. In zijn eerste regeringsverklaring sprak hij over een land dat “aan de rand van de legaliteit” had verkeerd — een fragiele democratie die haar evenwicht moest hervinden.
Met beheerste ernst beloofde hij een herstel van instituties en vertrouwen. Geen grootse gebaren, geen populistische toon, maar het rustige ritme van een wiskundige die orde bracht in chaos.
Zelfs jaren later, toen hij zich uit de actieve politiek had teruggetrokken, bleef hij een moreel kompas. In 2022 sprak hij over president Santokhi met opmerkelijke mildheid: “Wat hij nu nodig heeft, is een volk dat hem niet in de steek laat.”
Tegelijk waarschuwde hij voor de risico’s van het IMF-programma — fout mag geen gewoonte worden.
Venetiaan wist dat democratie niet draait om stemmen alleen, maar om geweten. Zijn woorden klonken niet als verwijt, maar als herinnering. Hij leerde Suriname dat leiders komen en gaan, maar principes — net als wiskundige waarheden — eeuwig blijven.