De wereld is opnieuw samengekomen, ditmaal in Belem, Brazilië, voor de dertigste Klimaatconferentie van de Verenigde Naties – beter bekend als COP30. Sinds de oprichting van deze bijeenkomsten zijn ook Surinaamse leiders, van Venetiaan tot Santokhi en nu president Jennifer Geerlings-Simons, vaste gasten. Telkens met dezelfde boodschap: Suriname beschermt zijn bossen, zuivert de wereldlucht, maar krijgt er nauwelijks iets tastbaars voor terug.
President Simons zal, naar verwachting, de lijn van haar voorgangers voortzetten. Haar toespraak zal opnieuw wijzen op de paradox: landen als Suriname, Guyana en Congo bewaken de longen van de aarde, maar worden nauwelijks beloond voor hun bijdrage aan het mondiale klimaat evenwicht. Terwijl de rijke landen met woorden applaudisseren, blijft de kas voor klimaatcompensatie leeg.
De realiteit achter de groene retoriek
De cijfers liegen niet. Minder dan 15 procent van de beloofde klimaatfondsen uit eerdere COP-vergaderingen is daadwerkelijk uitgekeerd aan ontwikkelingslanden. Suriname heeft meerdere keren – via projecten en initiatieven rond bosbeheer – om compensatie gevraagd, maar de geldstroom stokt telkens in bureaucratische circuits van de Wereldbank en het Groene Klimaatfonds.
Bovendien is de politieke wil tanend. De Verenigde Staten, ooit medeondertekenaar van het klimaatakkoord, hebben hun betrokkenheid drastisch verminderd. Zonder de steun van de grootste economie blijft de internationale klimaatfinanciering een kaartenhuis op wankele benen. Grote vervuilers, van industriële conglomeraten tot oliereuzen, hebben weinig prikkels om werkelijk te betalen voor de schade die zij veroorzaken.
De verwachtingen van COP30
Voor de kleine landen, vooral in het Amazonegebied, ligt de hoop nu op nieuwe vormen van “carbon credits” – waarbij landen als Suriname hun zuurstofproductie en koolstofopslag kunnen verkopen. Maar zelfs dit systeem is omgeven door wantrouwen en trage regelgeving.
Waarschijnlijk zal COP30 eindigen met fraaie verklaringen en beloftes om “samen te werken aan een duurzame toekomst”, maar zonder harde financiële toezeggingen. De rijke landen zullen wijzen op hun binnenlandse uitdagingen, en de armere landen blijven met lege handen achter – wederom beloond met applaus in plaats van actie.
De voorspelling: meer woorden dan daden
De kans is groot dat COP30 de geschiedenis ingaat als een conferentie van herhaling. Dezelfde speeches, dezelfde zorgen, en opnieuw dezelfde onbetaalde factuur aan de wereld. Toch blijft de aanwezigheid van president Simons belangrijk. Suriname toont zich een verantwoordelijke speler die, ondanks teleurstellingen, de wereld eraan blijft herinneren dat ware klimaatrechtvaardigheid pas begint wanneer de beschermer van het woud niet langer de bedelaar van de wereld hoeft te zijn.
In de groene schaduw van het Amazonewoud klinkt de stille vraag van kleine landen luider dan ooit: Wie betaalt de prijs voor de schone lucht die wij voor jullie inademen?