Vlak voor de verkiezingen arriveerden tientallen containers uit India in Suriname, gevuld met levensmiddelen die via een zogenoemde grant werden geschonken — een gift dus, zonder terugbetalingsverplichting. De regering presenteerde het als een teken van vriendschap tussen beide landen.
Maar onder burgers en waarnemers groeide de twijfel: waarom juist nu, op het moment dat de verkiezingskoorts zijn hoogtepunt bereikte?
India is wereldwijd bekend om zijn genereuze humanitaire steun, vaak gericht op landen die kampen met natuurrampen of acute voedselcrises. Denk aan noodhulp aan Haïti, Jamaica en Saint Vincent & the Grenadines na verwoestende orkanen. Ook in Guyana en Trinidad & Tobago schonk India medische hulp en technische steun tijdens de pandemie. Maar in Suriname was er géén sprake van een ramp of hongercrisis.
De timing wekt daarom vragen. Was de gift een spontane daad van solidariteit, of speelde er meer? Sommige analisten spreken van India’s soft power—een subtiele vorm van diplomatie waarbij goodwill wordt gecreëerd door tastbare hulp. Het idee: niet met militaire of economische druk, zoals China vaak doet, maar met sympathie, steun en symbolische gebaren invloed verwerven.
Voor critici lijkt de timing te toevallig: voedselpakketten die vlak voor de stembusgang worden uitgedeeld, kunnen gemakkelijk als politiek geschenk worden ervaren. Ze versterken de populariteit van de zittende regering en creëren een beeld van weldaad, zelfs wanneer die uit het buitenland komt.
Wat de precieze bedoeling was, blijft onduidelijk. Misschien was het simpelweg een vriendschappelijke gift — maar de perceptie is vaak sterker dan de werkelijkheid. In een land waar armoede nog altijd diepe sporen nalaat, kan een container rijst of olie meer betekenen dan duizend verkiezingsbeloften. De vraag blijft hangen: was dit hulp uit hart, of uit strategie?