Nadat president Jennifer Simons eind vorige maand gezegd heeft dat de regering bezig is met besprekingen over een nieuwe schuldherschikking, is dezer dagen via de internationale media bekend geworden dat houders van de Eurobond obligaties formeel zijn uitgenodigd om hun 7,95 procent obligaties met vervaldatum 2033 vervroegd aan te bieden in ruil voor een nieuwe tegen betere voorwaarden. Wat de nieuwe voorwaarden zijn is niet bekend.
Sinds het nieuws over een nieuwe schuldherschikking vorige week bekend werd, heeft de regering helemaal niets van zich laten horen en is er veel onduidelijkheid over deze kwestie. Vast staat dat de regering met een nieuwe schuldherschikking verlichting zoekt van de schuldenlast voor de komende twee jaren totdat de eerste olieinkomsten uit Blok 58 in 2028 een feit zijn.
Stand schuldherschikking
In december 2023 heeft de regering Santokhi-Brunswijk na lange en moeilijke onderhandelingen een schuldherschikking overeenkomst bereikt met de zogenoemde Euro bondholders. Deze overeenkomst verlichtte de totale schuldenlast toen van USD 972 miljoen over de periode 2020-2026. Het bood de toenmalige regering financiële ademruimte op de staatsbegroting.
De schuldherschikking deal van 6 december 2023 werd mogelijk nadat een maand daarvoor de obligatiehouders ingestemd hebben om 100 procent van het uitstaande bedrag aan schulden van de obligaties uit 2023 en 2026 in te ruilen en/of aan te passen volgens de voorwaarden van een uitnodiging daartoe.
De twee Eurobonds (Oppenheimer leningen), gekapitaliseerd tegen hoge tarieven van 9,25% (voor de obligaties die vervallen in 2026) en 12,875% (voor de obligaties die vervallen in 2023) en met een totaalbedrag van USD 912 miljoen, werden geruild voor (1) een vast rente dragend instrument in de vorm van een nieuwe obligatie en (2) een “value-recovery instrument” (“VRI”) in de vorm van een op olie gekoppelde zekerheid.
De nieuwe obligatie wordt uitgegeven met een nominale waarde van USD 660 miljoen, met een looptijd van 10 jaar (tot 2033) en een coupon van 7,95%. Gedurende de eerste twee jaar wordt slechts 4,95% in contanten betaald, de resterende 3% wordt gekapitaliseerd.
Haircut en VRI
De nieuwe obligatie vertegenwoordigt een kapitaalvermindering (haircut) van 29% ten opzichte van de oorspronkelijke nominale waarde en opgebouwde achterstallige rente. De uitgifte van de nieuwe obligatie wordt aangevuld met de uitgifte van een op olie gekoppelde zekerheid als een “value recovery instrument” (“VRI”), dat een voorwaardelijke betalingsverplichting van de Republiek is en alleen wordt uitbetaald als Suriname olie-royalty inkomsten genereert uit Blok 58.
Nadat een initiële USD 100 miljoen aan olie-royalty-inkomsten aan de overheid is toegewezen, zullen houders van de VRI 30% van de jaarlijkse olie-royalty’s van Blok 58 ontvangen totdat obligatiehouders zijn gecompenseerd voor de afwaardering waar ze mee hebben ingestemd. De VRI is beperkt tot Blok 58 en inkomsten van andere olieblokken worden niet beïnvloed.
Verhoogde schuldenlast vanaf 2026
Over de periode 2020-2026 is de schuldenlastt, die onder de vorige obligaties USD 1,073 miljoen bedroeg, teruggebracht tot USD 101 miljoen. Hierdoor heeft de regering Santokhi-Brunswijk toen financiële ademruimte gecreëerd op de overheidsbegroting.
Vanaf het komend jaar 2026 zal de Surinaamse regering volgens de schuldherschikking deal de volle 7,95 procent rente moeten betalen, en vanaf januari 2027 zal daarnaast ook de aflossing moeten beginnen van de hoofdsom. Vanaf komend jaar moet de regering naar verluidt ruim USD 400 terug moeten betalen. Met een tweede schuldherschikking beoogt de regering de schuldbetaling naar voren te schuiven tot naar 2028 wanneer de eerste olieinkomsten binnen stromen.
Over de voorwaarden van een nieuwe schuldherschikking dient de regering echter meer duidelijkheid te verschaffen aan de samenleving.